Helsinki-akkoorden droegen bij aan val van Muur
Graduiertenkolleg 'Streitfeld Menschenrechte'

Achtergrond - 6 mei 2013

Landen die lijnrecht tegenover elkaar stonden in de Koude Oorlog tekenden in 1975 de Helsinki-akkoorden. Ze maakten afspraken over veiligheid en samenwerking in Europa – en over mensenrechten. Daarmee hadden ngo’s en Oost-Europese burgers een instrument in handen om overheden ter verantwoording te roepen. Hoe de Helsinki-akkoorden mede leidden tot het einde van de DDR was vorige week onderwerp van het Graduiertenkolleg van het Duitsland Instituut.

Helsinki-akkoorden droegen bij aan val van Muur
© Bundesarchiv, Bild183-P0801-026
BRD-kanselier Schmidt en DDR-leider Honecker ondertekenen de Helsinki-akkoorden in 1975

Niemand vermoedde in de jaren zeventig dat de niet-bindende Helsinki-akkoorden een belangrijke bijdrage zouden leveren aan de val van de Muur en het einde van de Koude Oorlog. De leiders van 35 landen gingen in de Finse hoofdstad met elkaar in dialoog en zochten samenwerking op verschillende gebieden om de veiligheid van Europa te bevorderen, maar bovenal om de status-quo te legitimeren.

Met de ondertekening in 1975 van de slotverklaring van de conferentie, de Helsinki-akkoorden, onderschreven de DDR en de andere Oostbloklanden ook de bescherming van mensenrechten in acht te houden. Op zich was dit niets nieuws. Mensenrechten werden vaker in internationale verdragen opgenomen. Maar voor mensenrechtenorganisaties werd het een instrument om partijen ter verantwoording te roepen.

Amnesty International

In de jaren zeventig en tachtig groeide de populariteit van onafhankelijke non-gouvermentele mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch in het Westen en de burgerrechtenbewegingen in het Oosten, legt Anja Mihr tijdens het Graduiertenkolleg uit. Zij is verbonden aan het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten aan de Universiteit Utrecht. “Amnesty International greep de slotverklaring als nieuwe strategie aan om mensenrechtenschendingen, zoals het gevangen nemen van politieke dissidenten en het gebruik van folteringen, in het Oostblok aan de kaak te stellen.”

Doordat de DDR de slotverklaring vrijwillig had ondertekend, konden organisaties als Amnesty International zichzelf neerzetten als onafhankelijke waakhond die partijen slechts aan hun afspraken wilden houden, aldus Mihr. “Ze pasten een tactiek van naming en shaming toe waarbij de schendingen van het slotakkoord zo breed mogelijk kenbaar werden gemaakt en het burgers duidelijk werd dat zij zich konden beroepen op de Helsinki-akkoorden.”

Druk op de DDR

Graduiertenkolleg ‘Streitfeld Menschenrechte'
3 mei 2013. Sprekers:
Anja Mihr, als UHD verbonden aan Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) aan de Universiteit Utrecht, doet onderzoek naar 'Transitional Justice and Democratic Institution Building' in verschillende historische contexten.
Henrik Bispinck, medewerker van de BSTU in Berlijn die de Stasi-archieven beheert, werkt o.a. aan project 'Die DDR im Blick der Stasi. Die geheimen Berichte an die SED-Führung 1953 bis 1989'.
Julia Kleinschmidt, promovenda aan de Universiteit Göttingen, vergelijkt in haar promotieonderzoek de asielpolitiek in Groot-Brittannie, West-Duitsland en Nederland (1968-1993).

Aanvankelijk wist de partijleiding in de DDR niet hoe ze hier mee om moest gaan. De SED, de communistische partij die de macht had in de DDR, kon de argumenten van Amnesty International niet weerleggen en negeerde de organisatie, die werd afgeschreven als staatsvijand die ondersteuning kreeg vanuit het Westen. De SED en de Stasi, de Oost-Duitse geheime dienst, onderschatten de populariteit van mensenrechtenorganisaties. “Men was blind voor het feit dat burgers op wilden komen voor andermans rechten, behalve als het natuurlijk in opdracht van Westerse regeringen was", aldus Mihr. Ondertussen werd gezocht naar manieren om mensenrechten beter in acht te houden zonder gezichtsverlies te lijden en toch de macht te behouden. De situatie in de gevangenissen verbeterde langzaam en politieke gevangen werden vaak vrijgekocht.

Zowel in het Westen als het Oosten konden politici niet meer om ngo’s heen. Bij volgende conferenties gedurende de jaren zeventig en tachtig kregen ze meer inspraak en mochten ze uiteindelijk aanschuiven. De binnen- en buitenlandse druk op de DDR nam toe waardoor de partijleiding uiteindelijk de dialoog met Amnesty International aanging. Op de langere termijn moest de SED wel toegeven en ruimte laten voor meer vrijheid. Die werd door de bevolking met beide handen aangegrepen en leidde uiteindelijk tot de val van de Muur.

Vrij reizen

“Het belang van de Helsinki-akkoorden in de strijd om mensenrechten werd tot in de jaren negentig compleet onderschat”, aldus Mihr. “Tegenwoordig gelden ze als model voor het bestrijden van mensenrechtenschendingen. Door de dialoog aan te gaan en dictatoriale regimes mensenrechtenverdragen te laten ondertekenen onder het mom van toenadering, krijgen ngo’s een voet tussen de deur. Daarna is het slechts een kwestie van tijd.”

De Helsinki-akkoorden droegen in de DDR ook bij aan oppositie van binnenuit, vertelt Henrik Bispinck. Hij is medewerker van de BSTU in Berlijn, de organisatie die de archieven van de Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi, beheert. Burgers beriepen zich op de slotverklaring, waarin vrijheid van reizen specifiek werd vermeld, als ze een emigratieverzoek indienden, een zogenaamde Ausreiseantrag, legt hij uit.

Verloren zaak

De Stasi zag reisverkeer en emigratieverzoeken als een groot probleem en dreiging voor het voortbestaan van de SED en de DDR. De controle en bewaking van de eigen burgers werd flink aangescherpt. Dat zorgde voor veel ophef in het buitenland en protest van ngo’s. Liberalisering van het reisrecht leidde echter tot meer aanvragen.

“Gek genoeg werden de emigratieverzoeken lange tijd niet als probleem gezien door de SED”, vertelt Bispinck. Statistieken van de aanvragen vond partijleider Erich Honecker overbodig. “Voor de bouw van de Muur verlieten immers veel meer mensen de DDR. De partijleiding wilde ook niet door de Stasi geïnformeerd worden over de emigratieverzoeken. Hiermee werd het probleem genegeerd en naar onder afgeschoven.”

Het probleem kwam uiteindelijk veel te laat onder de aandacht van Erich Honecker en de partijleiding. Bispinck: “Eind jaren tachtig werd nog geprobeerd de druk van de ketel te halen door een groot aantal Ausreiseantragen in te willigen, maar op dat moment bleek het voor de SED al een verloren zaak.”

Arjan Nuijten volgt de master Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief aan de Universiteit Utrecht.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger