Conferentieverslag: De geschiedenis van de buren
Workshop Grensoverschrijdende Projecten DU-NL

Conferentieverslag: De geschiedenis van de buren
© Duitslandweb

De transnationale trend in de geschiedwetenschappen houdt aan. Ook in Duitsland en Nederland doen steeds meer historici onderzoek naar het buurland. Eind februari organiseerden de Duitse promovendi Christine Gundermann (Berlijn) en Andreas Schneider (Gießen) in Berlijn een conferentie om grensoverschrijdende projecten te bespreken.

Gundermann en Schneider wilden Nederlandse en Duitse onderzoekers met elkaar in contact brengen. Daarom riepen ze een grensoverschrijdende Werkgroep Duits-Nederlandse Geschiedenis in het leven, die op regelmatige basis workshops organiseert.

Thema van de workshop op 19 februari 2010 in Berlijn was de 'deutsch-niederländischen Kultur- und Gesellschaftsgeschichte des 20. Jahrhunderts’. De meeste bijdragen richtten zich op herinneringsculturen of werkten met het begrip van Zivilgesellschaft, zodat er een duidelijke focus ontstond. In beide gevallen bleven de oorlogen van de eerste helft van de twintigste eeuw de impliciete of expliciete referentiepunten.

Vlaams separatisme

Zo presenteerde de Belgische historicus Bruno Yammine (Leuven) zijn dissertatieproject over de Duitse Niederlandepolitik in 1914. Hij besprak onder andere de controverse over het Vlaamse separatisme dat sinds de Eerste Wereldoorlog de eenheid van België bedreigde: ging dat van de Duitse bezetter uit of werd het door collaborerende Vlaamse activisten aan de bezetter opgedrongen?

Op grond van Duitse bronnen uit de jaren voor 1914 kwam Yammine tot de conclusie dat de op een losgekoppeld Vlaanderen gerichte Niederlandepolitik in een langere Duitse continuïteit stond. Zonder die Duitse Flamenpolitik zou het separatisme volgens hem nooit zo sterk zijn geworden.

Ook Bernhard Liemann (Münster) concentreert zich op de Eerste Wereldoorlog. Hij onderzoekt hoe vanaf 1914 de zivilgesellschaftliche Öffentlichkeiten in Duitsland, België en Nederland zijn veranderd. Hij kiest een lokale benadering en vergelijkt de plaatsen Eupen (D), Tongeren (B) en Roermond (NL). Deze steden waren ongeveer even groot, rooms-katholiek en ietwat perifeer gelegen; tegen deze achtergrond hoopt Liemann de tegengestelde oorlogsperspectieven (bezetter, bezet gebied, neutraal land) des te scherper in beeld te krijgen.

Nederlandse jodenvervolging

Katja Happe (Berlijn) onderzoekt de vervolging van Nederlandse joden in de Tweede Wereldoorlog. Historici zoeken al jaren naar verklaringen voor het ongekend hoge percentage joden dat vanuit Nederland werd gedeporteerd: ruim 75 procent van hen werd in de Holocaust vermoord, veel meer dan in andere West-Europese landen. De uitvoerige en kritische studies die in Nederland aan dit thema worden gewijd, zijn volgens Happe toch grotendeels gevangen in een binnenlands perspectief: Nederlandse historici zoeken oorzaken voor de hoge deportatiecijfers overwegend in de eigen cultuur en samenleving.

Tegelijk wordt de Nederlandse casus in het Duitse onderzoek “nauwelijks waargenomen”, daar concentreert men zich de laatste jaren vooral op de Oost-Europese plekken van de Holocaust. Happe deed in haar presentatie een aantal voorstellen om de Duitse en Nederlandse historiografie op dit punt voor elkaar te openen en de verschillende perspectieven bijeen te brengen.

Visuele herinneringscultuur

Drie lezingen gingen over de Duits-Nederlandse naoorlogse geschiedenis. Andreas Schneider (Gießen) vergelijkt Duitse, Nederlandse en Britse tv-uitzendingen over de misdaden van het Derde Rijk. Hij concentreert zich op de jaren van 1950 tot 1990. Doel is het om uitspraken over de visuele herinneringscultuur in drie Westerse landen te doen, die de Tweede Wereldoorlog vanuit verschillende perspectieven meemaakten (bezetters, bezet gebied, overwinnaars). Schneider ziet televisiegeschiedenis als “politieke cultuurgeschiedenis”, en onderzoekt “op het snijvlak van kennis en macht, politiek en media” wat in de drie landen als “legitieme vorm van geschiedenis” gold. Bovendien werd juist de mediale wereld gekenmerkt door talloze transfers, zoals de in- en export van beeldiconen, documentairestijlen en filmformaten.

Op hetzelfde veld bewegen zich ook de onderzoeksplannen van Tobias Temming (Münster), die zijn promotieproject net is begonnen en daarin de representatie van het verzet in Duitse en Nederlandse speelfilms gaat vergelijken.

Misverstanden

Tenslotte toonde Christine Gundermann (Berlijn) aan dat de methoden uit het onderzoek naar Zivilgesellschaften ook zeer geschikt kunnen zijn voor transnationale vraagstellingen. Zij onderzoekt hoe de herinnering aan de bezettingstijd impliciet of expliciet aanwezig was in de “grensoverschrijdende burgerlijke communicatie” tussen Duitsers en Nederlanders na 1945.

Ze werkt met een aantal boeiende casussen, zoals regionale samenwerking tussen partnersteden (Keulen-Rotterdam), christelijke contacten en gedeelde Erinnerungsorte (Duitse soldatenbegraafplaatsen in Nederland). Op dit “maatschappelijk middenveld” kon Gundermann het beeld van de diplomatieke betrekkingen en de officiële Duits-Nederlandse herinnering op een aantal punten behoorlijk nuanceren en corrigeren. Na een lange reeks misverstanden tussen de Duitse en Nederlandse herinneringsculturen lijkt tegenwoordig het beeld van het “lijden zonder daders” grensoverschrijdende gelding te hebben verworven.

Verzoening

Wie in één adem “Nederland en Duitsland” zegt, wekt in eerste instantie nog steeds associaties met de Tweede Wereldoorlog (en natuurlijk met voetbal). Dat geldt ook voor historici, zelfs als ze intussen de Duits-Nederlandse geschiedenis in veel bredere zin onderzoeken. Ook de onderzoekers die zich vergelijkend op de naoorlogse decennia richten, kiezen als het beginpunt van hun verhaal vaak de dark age van de Tweede Wereldoorlog. Zo ontstaan meestal verhaalmotieven van (mislukte of succesvolle) verzoening en normalisering tussen Nederland en Duitsland, die een groot deel van het veld kenmerken. Deze benadering is normatief geladen en blijft noodgedwongen vaak beperkt tot een bilateraal perspectief. Het is voor lopende en toekomstige Duits-Nederlandse projecten een interessante uitdaging om dit bilaterale vertelperspectief te openen.

Grotere samenhang

Veel van de projecten die in de Berlijnse workshop werden besproken, droegen tot zo’n perspectiefverruiming bij – bijvoorbeeld in het mediale domein, waar Duitse en de Nederlandse speelfilms samen worden beïnvloed door ontwikkelingen van “buiten”, zoals vanuit Hollywood. Of op politiek vlak, wanneer de Europese integratie de relatie tussen burgers en hun grensoverschrijdende initiatieven in een nieuw kader plaatst en zo verandert. Of ook in de taal van onze herinneringscultuur, wanneer het globale vertoog van slachtofferschap ook de verhouding tussen het Duitse en het Nederlandse collectieve geheugen opnieuw regelt.

Hier raakt het bilaterale langzaam ingebed in en soms zelfs overvleugeld door overkoepelende transnationale verschuivingen. In zulke gevallen, en in vele anderen, worden Duits-Nederlandse vergelijkingen, betrekkingen en uitwisselingen tegelijk ook casussen voor het bestuderen van grotere samenhangen.

 

Krijn Thijs is historicus en als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Duitsland Instituut Amsterdam. Hij promoveerde in 2006 op politiek gebruik van geschiedenis in Berlijn.

 


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger