Das Fremde, die Fremde, der Fremde
Congresverslag november 2014

De werkgroep Duits-Nederlandse Geschiedenis hield op 7 en 8 november haar zesde bijeenkomst. Tijdens de tweedaagse workshop in Keulen waren onderzoekers en masterstudenten uit beide landen met als studieachtergrond Geschiedenis en Literatuurwetenschap in de gelegenheid om hun meest recente onderzoeksprojecten te presenteren. Overkoepelend thema was Das Fremde, die Fremde, der Fremde: Repräsentationen, Inszenierungen, Praktiken. Leidraad bij dit thema was de vraag: hoe kun je het verschil tussen het eigene en het onbekende/vreemde gebruiken als historicus?

Om deze vraag vanuit verschillende disciplines te kunnen beantwoorden werden de lezingen ingedeeld in vier subthema's: het vreemde in de kunsten, het vreemde in de fotografie, vreemden in de kolonie en vreemden, vijanden en vrienden na de Tweede Wereldoorlog.

Het vreemde in de kunst en literatuur

Keynote speaker was Maria-Theresia Leuker-Pelties. Zij is sinds 2000 als professor Nederlandse filologie verbonden aan de universiteit van Keulen. In haar voordracht analyseerde zij het Duitslandbeeld in het werk van Harry Mulisch en Cees Nooteboom, in het bijzonder de werken 'De toekomst van gisteren' (1972) van Mulisch en 'Berlijnse notities’ (1990) van Nooteboom. Als Mulisch naar Duitsland kijkt ziet hij een doorgaande lijn van Arminius (de Germaanse leider), Frederik Barbarossa, (keizer van het Heilige Roomse Rijk), Otto von Bismarck en Adolf Hitler. Deze sleutelfiguren kenmerken voor Mulisch de verschillende stadia in de Duitse geschiedenis met het Derde Rijk als einddoel. In tegenstelling tot Mulisch wil Nooteboom bestaande mythes deconstrueren zonder een moreel oordeel te vellen. Voor zijn boek reisde hij veel en gebruikte zijn reiservaringen om de geschiedenis van context te voorzien.

Britta Bendieck, verbonden aan het Duitsland Instituut Amsterdam, analyseerde het beeld van het vreemde aan de hand van het werk van de Nederlandse kunstenaar Armando. Armando wil lezers en bezoekers van zijn kunst door provocatie ertoe aanzetten hun beeld over de verhouding tussen Duitsers en Nederlanders te herzien. Direct na de oorlog had zich een negatief Duits stereotype ontwikkeld met een helder onderscheid tussen 'goed' en 'fout'. Dit discours wilde Armando doorbreken door te wijzen op het schemergebied tussen goed en fout: de momenten waarop dit onderscheid niet meer te maken is.

Foto's van het vreemde 

Binnen het tweede subthema met als titel Kunst, Medien, Praktiken spraken kunsthistorica Petra Bopp en conservator Jet Baruch over de presentatie van het vreemde in fotografie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Bopp beschreef aan de hand van privéfoto's van Wehrmachtsoldaten het beeld dat de Duitsers van het onbekende Nederland hadden. Foto's genomen door Duitse soldaten tijdens de inval in Nederland tonen hun perspectief. Ze maakten veel foto's van het moment waarop de Duitse soldaten de Nederlandse grens overstaken, het landschap en de rustmomenten van de militairen. Nederlandse gevangenen werden van een afstand gefotografeerd, bijvoorbeeld door het autoraam. Uit dit laatste spreekt een distantiëring ten opzichte van het onbekende Nederland. Andere foto's benadrukten het nabuurschap van de Duitsers en Nederlanders en waren het resultaat van een zoektocht naar verschillen tussen Duitse en Nederlandse fysieke kenmerken.

Jet Baruch maakte juist gebruik van verborgen fotografie van Nederlandse verzetsstrijders. Zij legden bijzondere voorvallen - zoals misdaden van de Duitsers - vast. Hoewel er geen algemeen verbod gold voor fotografie was het zeer gevaarlijk om Duitse misdaden te fotograferen. Baruch vertelde dat het voor de huidige toeschouwer van foto’s soms lastig is om de juiste informatie uit foto’s te halen. De context van een foto was destijds voor de fotograaf vanzelfsprekend, maar nu niet meer. De taak van historici is om de context als een detective te achterhalen. Soms staat op de achterkant van foto's belangrijke aanvullende informatie. Om een volledig beeld te krijgen dient de onderzoeker bovendien te achterhalen of er meerdere foto's van hetzelfde moment zijn gemaakt. Ook andere foto’s of afdrukken die de gebeurtenis vanuit een ander perspectief bekijken kunnen het verhaal compleet maken.

Het vreemde en identiteiten

Op de tweede dag ging het panel Reisen, Migration, Repräsentation
van start. Maaike van den Berg, Onderzoeksmasterstudent Geschiedenis, presenteerde haar onderzoek over de Duitse Bond in Nederlands-Indië in de eerste helft van de 20e eeuw. Zij keek naar de internationale elementen in nationale identiteiten. De Duitse Bond bestond uit ongeveer 1000 leden en was een vereniging waarbij de Duitsers in Nederlands-Indië zich in een internationale context expliciet als Duits definieerden. Van den Berg toont aan de hand van de concepten Heimat, Sense of Citizenship en Identity dat gevoelens van nationale verbondenheid van groot belang waren voor Duitsers in Nederlands-Indië.

Historica Marieke Oprel vertelde in haar lezing over Die niederländische Entfeindungspolitik nach dem Zweiten Weltkrieg over de gevolgen van het ‘besluit herstel rechtsverkeer’. Dit besluit hield in dat alle mensen die staatsburger waren van een van de asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) en zich in 1945 in Nederland bevonden tot vijandelijke onderdanen werden verklaard. Sommigen woonden echter al jaren in Nederland en waren de Nederlandse staat tijdens de Tweede Wereldoorlog niet vijandelijk gezind geweest. Met het ‘besluit vijandelijk vermogen’ kwam daarnaast de bezittingen van grote groepen Duitsers in Nederland onder toezicht van de Raad voor het Rechtsherstel.

Hanco Jürgens sloot de werkgroep af met een lezing over zijn recent verschenen boek ‘Na de Val. Nederland na 1989’. Jürgens bediscussieerde de recente ontwikkeling van de relatie tussen Nederland en Duitsland. De relatie wordt veelal beschreven als één tussen goede vrienden. Jürgens benadrukte dat de relatie niet te begrijpen is als historici zich alleen richten op Duits-Nederlandse betrekkingen zonder de globale context te analyseren.

Hoe willen historici het vreemde duiden?

In de discussies die volgden na de lezingen ging het onder andere om de omgang met de persoonlijke biografie en de historische context als je onderzoek doet naar ideeën over ‘de ander’. Hoe konden Nooteboom en Mulisch zo verschillende boeken schrijven terwijl zij tot dezelfde generatie behoren? En kent de poging om een gedistantieerd perspectief in te nemen niet ook een moreel oordeel en wat betekent dit voor Nootebooms beeld van het vreemde? Gaat het hier niet om een Duits-Nederlandse Kuschelgeschichte, die uitgaat van een lineair pad richting een hernieuwde vriendschap, terwijl deze weg in werkelijkheid veel obstakels kende? De presentaties over fotografie wierpen daarnaast de vraag op in hoeverre fotografie leidt tot meer interesse in de ander en daardoor tot meer wederzijds begrip.

Het congres bood een overzicht van het meest recente onderzoek met betrekking tot Nederlandse en Duitse geschiedenis. Diverse casestudies gecombineerd met interdisciplinaire benaderingen lieten zien hoe verschillend historici met ‘het vreemde’ omgaan.

Auteur: Vincent Bijman


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger