Agrarische sector
Overzicht
De agrarische sector heeft slechts een klein aandeel in de totale economie van Duitsland. Het land telde in 2015 ruim 280.000 agrarische bedrijven, waar zo’n 635.000 mensen werkten.
In West-Duitsland overheersten kort na de Tweede Wereldoorlog de familiebedrijven in de agrarische sector. Landbouwgrond werd regelmatig opgesplitst en verdeeld onder erfgenamen. Dit leidde ertoe dat de boerenbedrijven relatief klein waren.
In de DDR werden veel kleinschalige (familie)bedrijven en de adellijke landgoederen vrijwel allemaal samengevoegd tot grote, collectieve landbouwbedrijven, de zogenaamde Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften (LPG). Dit waren zeer grote bedrijven die een omvang van 5.000 hectare konden hebben.
Het was aanvankelijk de bedoeling om na de Duitse eenwording in 1990 de LPG's te ontmantelen en de landbouwgrond weer te verdelen onder de boeren. Hier bleek weinig interesse voor te zijn. Een eigen bedrijf brengt immers risico's met zich mee. Bovendien hadden veel boeren een specialistische functie binnen de LPG en waren niet in staat een boerderij zelfstandig te runnen.
Landbouw in het Oost-Duitsland effectiever
Na de eenwording ontstond in Oost-Duitsland een tweedeling in de agrarische sector: de geprivatiseerde bedrijven (81 procent van het totale aantal) zijn over het algemeen klein, terwijl de coöperaties zijn blijven bestaan en nog altijd de landbouw domineren. De overwegend grote bedrijven in de nieuwe deelstaten geven de landbouw daar een voordeel.
In vergelijking met de kleinere bedrijven in West-Europa, die vaak alleen met subsidie van de EU kunnen voortbestaan, opereert de landbouw in het oosten effectiever. Door de omvang van de bedrijven worden kosten bespaard, de zogenaamde schaalvoordelen.
De arbeidsproductiviteit van de Oost-Duitse landbouw, die in de DDR-tijd zeer laag was, is na de eenwording in 1990 sterk verbeterd. Hierdoor is de concurrentiepositie ten opzichte van de landbouw in het westen alleen maar verstevigd. De stijging van de arbeidsproductiviteit ging wel gepaard met grootschalige ontslagen in de agrarische sector.
Import
De hoofdproducten van de Duitse akkerbouw zijn granen, aardappelen, suikerbieten, fruit, groente en wijn. De belangrijkste producten van de veeteelt zijn melk, rund- en varkensvlees. Tuinbouw speelt in Duitsland nauwelijks een rol.
Door de naar verhouding kleine primaire sector importeert Duitsland veel agrarische producten en levensmiddelen. Dit komt vooral omdat de Duitse dienstensector de afgelopen honderd jaar enorm is gegroeid. In 2014 kende Duitsland volgens het Duitse Bureau voor Statistiek daarom een agrarisch importoverschot van ruim 19 miljard euro. Vooral Nederland is voor Duitsland een belangrijke leverancier van levensmiddelen, met name land- en tuinbouwproducten.