Willy Brandt
Sociaaldemocratisch icoon
Herbert Ernst Karl Frahm, de werkelijke naam van Willy Brandt, werd in 1913 geboren in Lübeck aan de Oostzee. Zijn moeder was een winkeljuffrouw, die zwanger was geraakt van een man die Herbert nooit zou kennen. Omdat zij weinig tijd had, werd de jongen opgevoed door zijn grootvader. De geborgenheid van het familieleven zocht hij in sociaal-democratische jeugdbewegingen. Uit onvrede over de passieve houding van de SPD tegenover het opkomende nazisme sloot Herbert zich als zeventienjarige aan bij de radicale Sozialistische Arbeiterpartei (SAP), een marxistische beweging van jongeren en intellectuelen die zich onafhankelijk van Moskou opstelde.
Na de machtsovername van Hitler in 1933 ging de SAP ondergronds. Herbert bezocht geheime bijeenkomsten en gebruikte de deknaam Willy Brandt. In opdracht van de SAP vertrok Brandt in april 1933 naar Noorwegen, waar hij een internationaal steunpunt van de partij opzette. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, werkte hij als journalist voor diverse kranten. Na de Duitse inval in Noorwegen vluchtte Brandt naar Zweden. Onder de indruk van het hervormingsgezinde socialisme van de Scandinavische arbeiderspartijen sloot hij zich aan bij de SPD.
"Berlijn hoort niet bij Siberië"
In 1948 vroeg de SPD-leiding in Hannover hem de verbindingsman van de partij te worden bij de westerse geallieerden in Berlijn. Brandt ontwikkelde zich tot een felle agitator, die met uitspraken als "Berlijn hoort bij Europa en niet bij Siberië" inspeelde op de gevoelens van de bevolking. Modern en stijlvol gekleed was het echtpaar Brandt het middelpunt van feesten en partijen. In 1957 werd hij tot regerend burgemeester van West-Berlijn gekozen. Vier jaar later was hij voor het eerst lijsttrekker van de sociaal-democraten.
Met de populariteit van Brandt namen echter ook de aanvallen op zijn persoon toe. Pijnlijk waren de opmerkingen over zijn overmatige drankgebruik en zijn affaires met vrouwen - "Ik ben geen heilige", zou hij later zeggen. Schadelijker waren de verwijzingen naar zijn verleden. Geregeld werd hem kwalijk genomen dat hij Duitsland was ontvlucht en het Noorse staatsburgerschap had aangenomen. Ook het feit dat hij een buitenechtelijk kind was achtervolgde hem lange tijd.
In 1966 werd Brandt minister van Buitenlandse Zaken in de Grote Coalitie. Drie jaar later volgde het hoogtepunt in zijn carrière: het bondskanselierschap. Hij ontwikkelde samen met Egon Bahr de neue Ostpolitik en kreeg in 1971 de Nobelprijs voor de Vrede. Bij de verkiezingen van 1972 leidde Brandt zijn partij naar een unieke verkiezingsoverwinning: voor het eerst was de SPD groter dan de CDU/CSU. Met de affaire rond de Oost-Duitse spion Guillaume kwam er een einde aan het kanselierschap. Mei 1974 trad Brandt gedesillusioneerd af. Tot 1987 bleef hij voorzitter van de SPD, daarna trok hij zich terug uit de politiek. Tijdens de herfst van 1989 kwam hij weer terug in de publiciteit. Na de val van de Muur sprak hij de legendarische woorden: "Nu groeit samen, wat bij elkaar hoort". Bij zijn dood in 1992 constateerde het tijdschrift Der Spiegel dat het respect voor Brandt in het buitenland altijd groter was geweest dan in het binnenland.