Erhard en de Franse politiek van de lege stoel
Crisissfeer onder Erhard en Kiesinger: 1963-1969
Kanselier Erhard kreeg de gewenste Franse toestemming voor zijn voorstel tot een politieke unie niet. Een conflict tussen Duitsland en Frankrijk over het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid leidde tot de eerste crisis in de EEG.
De Europese lidstaten hadden bepaald dat ook de landbouw deel moest nemen aan de gemeenschappelijke markt. Zij intervenieerden elk op eigen wijze in hun agrarische sector en manipuleerden hun prijzen. Dat vormde een obstakel voor vrijhandel en kon alleen veranderd worden als de lidstaten hun bevoegdheden aan het Europees bestuur overdroegen. Volgens het Verdrag van Rome hadden de lidstaten twaalf jaar de tijd om tot een gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te komen.
Voor Frankrijk lag een overdracht van bevoegdheden aan Europa gevoelig. De lidstaten hadden afgesproken dat er op het gebied van landbouw in de Raad van Ministers niet meer unaniem gestemd werd. Dat betekende dat Frankrijk geen voorstellen meer kon blokkeren terwijl de Fransen juist de mogelijkheid wilden houden om in de eigen landbouwsector te interveniëren. Duitsland en Frankrijk waren het daarnaast hartgrondig oneens over de vorm van een Europees stelsel van landbouwsubsidies.
Frankrijk begon in juli 1965 met een ‘politiek van de lege stoel’. Franse vertegenwoordigers namen acht maanden lang niet deel aan bijeenkomsten van Europese instanties. President De Gaulle wilde zo afdwingen dat de financiering van het GLB naar Franse wensen werd geregeld en dat Frankrijk zijn veto over het landbouwbeleid niet zou verliezen.
De crisis werd in februari 1966 opgelost met het Akkoord van Luxemburg waarin werd vastgelegd dat meerderheidsbesluiten genomen konden worden tenzij er voor één van de lidstaten een groot nationaal belang op het spel stond. In feite behielden de landen zo hun vetorecht.
Kanselier Erhard moest onder ogen zien dat de verwezenlijking van zijn ‘Europa-initiatief’ niet lukte. Stappen tot een politieke unie waren tijdens zijn kanselierschap onmogelijk. Eerst moesten de problemen van de economische gemeenschap en een gemeenschappelijke markt worden opgelost.