Politieke doelen
De Oost-Duitse leiders gaven aan het eind van de jaren vijftig aan sport de hoogste prioriteit: een substantieel deel van de Oost-Duitse begroting was gereserveerd voor topsportontwikkeling, op school was sport een hoofdvak en de rol van de sport werd officieel in de Oost-Duitse grondwet vastgelegd. Oost-Duitse instituten ontwikkelden een wetenschappelijk systeem dat kinderen op basis van aanleg selecteerde voor bepaalde sporten. Dit ging echter nog niet ver genoeg. Artsen dienden (top)sporters stelselmatig en vaak al op zeer jonge leeftijd doping toe, veelal zonder dat deze daar zelf weet van hadden.
Tot het begin van de jaren zeventig waren er nog maar weinig landen die de 'eerste socialistische arbeiders- en boerenstaat' op Duitse bodem officieel hadden erkend. Door de Hallstein-doctrine weerhield de Bondsrepubliek zijn Westerse bondgenoten van het aangaan van officiële betrekkingen met de DDR.
Het Oost-Duitse regime had er alles voor over om de DDR uit te laten groeien tot 's werelds belangrijkste sportnatie. Hoe groter de Oost-Duitse successen op sportgebied waren, des te lastiger werd het namelijk voor de Westerse landen om het bestaan van dat land te ontkennen. Officiële huldigingen van Oost-Duitse sporters, met het luisteren naar het volkslied en hijsen van de vlag, werden door de politici van de SED gezien als een legitimatie van de Oost-Duitse staat en het socialistische bewind.
Oost-Duitse sporters waren niet alleen 'diplomaten in trainingspak' zoals de Duitse schrijver Holzweißig het treffend verwoordde, maar ze hadden ook een propagandistische functie: met overwinningen op het sportveld kon de vermeende superioriteit van het socialisme tegenover het kapitalisme worden bewezen.