Verdrag van Maastricht en de euro
Eenheid en integratie onder Kohl: 1982-1998
De nieuwe stappen in het proces van Europese integratie waartoe de Bondsrepubliek zich verplichtte werden vastgelegd in de Verdragen van Maastricht (1992) en Amsterdam (1997). Met de ondertekening van deze verdragen werden de Europese Unie (EU) en de Europese Monetaire Unie (EMU) opgericht.
Het Verdrag van Maastricht voorzag de verschillende Europese Gemeenschappen van een ‘gezamenlijk dak’. De verschillende Europese samenwerkingsverbanden werden met elkaar verbonden en ondergebracht in het raamwerk van een unie. De samenwerking in de EU werd ondergebracht in drie zuilen: een economische, bestaande uit de vroegere EEG, EGKS en Euratom, een buitenlands politieke en een justitiële- en veiligheidszuil.
De belangrijkste stap die met het verdrag van Maastricht werd gezet was de invoering van een gemeenschappelijke markt en een gemeenschappelijke munt, de euro. Vooral voor Duitsland was dit een ingrijpende verandering. Het land moest afscheid nemen van de geliefde D-Mark, het symbool van de Duitse economische kracht en stabiliteit. In de onderhandelingen over de vorming van de benodigde instanties voor een gemeenschappelijke munt stelde de bondsregering zich compromisloos op. De EMU werd naar Duits voorbeeld vormgegeven met een sterke en onafhankelijke centrale bank, de Europese Centrale Bank (ECB) en een beleid gericht op economische stabiliteit.
Dat Frankrijk het Duitse model accepteerde toonde aan dat een muntunie voor Frankrijk een uiterst belangrijke stap was die grote offers rechtvaardigde. Ook Duitsland moest water bij de wijn doen. Kanselier Kohl had graag gezien dat er met het verdrag van Maastricht ook een politieke unie werd ingevoerd die even belangrijk als de economische unie zou worden. Dat gebeurde niet. Toch bleef Kohl optimistisch. Volgens hem toonden de stappen op weg naar de euro aan dat de vereniging van Duitsland en de Europese eenwording twee zijden van dezelfde medaille waren.