De Muur en de schande van Schöneberg
De politieke botsing tussen Bonn en West-Berlijn
Achtergrond - 12 augustus 2011
De Muur, die zaterdag 50 jaar geleden werd gebouwd, hield niet alleen Oost- en West-Duitsland decennia van elkaar gescheiden. Het beton en prikkeldraad maakten van West-Berlijn een geïsoleerde biotoop met een eigen cultuur, die behoorlijk afweek van wat in de rest van de Bondsrepubliek gebruikelijk was. Hoe ver de regering in Bonn en het bestuur van West-Berlijn uit elkaar waren gedreven, werd duidelijk de dag nadat de Muur viel.
Aan het eind van de middag van 10 november 1989, de dag nadat de Muur was gevallen, verschenen politici uit Bonn en West-Berlijn samen op een geïmproviseerd podium aan de trap voor het Berlijnse Schöneberger raadhuis. De stemming was gespannen en een publicitaire ramp was in de maak.
De regering in Bonn en het bestuur van West-Berlijn waren de avond ervoor volslagen verrast toen de grenzen open gingen. Kanselier Kohl (CDU) keerde halsoverkop terug van een bezoek aan Polen, burgemeester Momper (SPD) was net weer terug in zijn uitzinnig feestende stad na een vergadering in Bonn.
Toen Kohl en Momper op het Schöneberger podium verschenen, was de kanselier al ontstemd. Een feestelijk debat in het parlement van de stad was eerder die dag uit de hand gelopen omdat de West-Berlijnse partijen het niet eens konden worden over een resolutie waar het woord “eenheid” in voorkwam. In het links-kritische Berlijn, dat begin 1989 een rood-groen stadsbestuur had gekozen, zat niemand te wachten op een opening van de Muur. West-Berlijn wilde de deling juist erkennen. De politieke elite uit Bonn vervolgde het deplorabele theater vol ongeloof.
Fluitconcerten
Hier botsten twee politieke culturen. De sprekers voor het Schöneberger raadhuis liepen op eieren, om daags na de val van de Muur geen verkeerde signalen aan de buitenwereld af te geven. Onder hen oud-kanselier en voormalig burgemeester van Berlijn Willy Brandt (SPD), minister van Buitenlandse Zaken Hans-Dietrich Genscher (FDP) en een aantal lokale West-Berlijnse politici. De Alternatieve Liste, de West-Berlijnse groene partij, had van deelname afgezien, voor haar was elke vorm van Wiedervereinigung een reactionair horrorscenario en voor de val van de Muur vond ze dus weinig woorden.
De West-Berlijnse CDU-politicus Jürgen Wohlrabe en vooral de impopulaire kanselier Kohl werden door het toegestroomde publiek direct op fluitconcerten onthaald. Momper begon en sprak demonstratief: “Gisteren was niet de dag van de hereniging, maar de dag van het weerzien in onze stad.“ Terwijl hij het ‘volk van de DDR’ met de revolutie feliciteerde, siste Kohl achter hem: “Volk van de DDR – ongelooflijk, ongelooflijk”.
Momper ging nog verder: “De democratische cultuur van de burgers van de DDR is niet verbruikt. Ze getuigt van sociale verantwoordelijkheid en een afkeer van de ellebogenmaatschappij. Daar kan bij ons nog menigeen wat van leren.” Gejuich in West-Berlijn, maar pal achter hem, zo berichtte Momper later, kookte Kohl van woede: “Lenin spreekt, Lenin spreekt”, mopperde hij.
Vals volkslied
Na Momper werden Genscher en de populaire Brandt door het publiek enthousiast ontvangen. Toen Kohl aan de beurt was stegen striemende fluitconcerten uit de menigte op. Stug voltooide hij zijn nauwelijks hoorbare toespraak. Afsluitend beschikte Wohlrabe over het tact om spontaan het Duitse volkslied aan te heffen, waarna Kohl, Brandt, Genscher en Momper geen keuze hadden en instemden. Live uitgezonden over de hele wereld zongen de West-Duitse representanten onder striemende fluitconcerten en slecht belicht een vals volkslied. Dit was West-Berlijn op 10 november 1989.
De spookachtige scene op de trap van het Schöneberger raadhuis betekende voor de delegatie uit Bonn, bij alle vreugde over de val van de Muur, een harde landing in het vergeten Berlijn. Schuimbekkend van woede verliet Helmut Kohl na afloop het toneel, zijn wegrijdende limousine werd op rotte eieren getrakteerd. De kanselier keurde de West-Berlijnse senaat, die handenwringend zat te wachten op financiële ondersteuning en een bemoedigende schouderklop van de regering in Bonn, geen blik meer waardig.
Geïsoleerde biotoop
Op 10 november 1989 werd de kloof tussen het symbolisch overladen beeld van Berlijn als historische stad van de nationale eenheid en de West-Berlijnse realiteit bijzonder duidelijk. Het verzamelde West-Berlijn was op dat moment niet meer het heroïsche volk, dat in vele crises dapper had standgehouden en de democratie had verdedigd. In Schöneberg stond een nieuwe generatie, gesocialiseerd in de vreemde, geïsoleerde biotoop van het genormaliseerde West-Berlijn: een door alternatieven en autonomen gedomineerde menigte die vooral tegen Kohl kwam protesteren.
Na afloop toonde Momper zich verbaasd dat er zo veel “jonge mensen in jeans en leren jacks” op af waren gekomen, en niet meer “oudere Berlijners”, “mensen met kaarsen in de hand die zich de bouw van de Muur nog konden herinneren en het legendarische optreden van John F. Kennedy in 1963”. Berlijns latere CDU-burgemeester Eberhard Diepgen sprak van “gepeupel” en de plaatselijke “fundamentele oppositie”, die het plein “strategisch” had bezet en een “aggressieve” stemming verbreidde. Helmut Kohl zelf bracht de realiteitsshock die hem belette de waarheid onder ogen te zien ’s avonds scherp tot uitdrukking: “Dat was niet het ware Berlijn.”
De schande van Schöneberg werd de stad door de gekwetste bezoekers uit Bonn nog lang nagedragen.
Krijn Thijs is historicus en als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Duitsland Instituut Amsterdam. Hij promoveerde in 2006 op politiek gebruik van geschiedenis in Berlijn. Dit artikel is een bewerking van zijn bijdrage aan het tijdschrift ‘Deutschland Archiv’ van de Bundeszentrale für politische Bildung.
Reacties
Geen reacties aanwezig