‘Stasi-archief toont gevaren van te veel veiligheid’
Beheerder van de Stasi-archieven BStU Roland Jahn in Amsterdam
Achtergrond - 22 september 2011
- Auteur:
Marja Verburg
Roland Jahn, ooit gevangene in een Stasi-cel, is sinds maart beheerder van de archieven van de Oost-Duitse geheime dienst. Direct bij zijn aantreden veroorzaakte hij een controverse: hij kondigde aan dat oud-Stasimedewerkers niet meer in de archieven mogen werken. Deze maand neemt de Bondsdag daar een beslissing over. Jahn vertelde deze week in Amsterdam waarom de Stasi-archieven nog steeds relevant zijn.
Roland Jahn is een van de allereersten die zijn Stasi-dossier inzag. Hij was er als ARD-verslaggever bij toen de archieven van de Oost-Duitse geheime dienst voor het eerst voor niet Stasi-leden werden geopend. Het was maart 1990, de Muur was nog geen half jaar eerder gevallen en er bestond nog geen dienst die de archieven beheerde. De Stasi-gebouwen waren bezet door mensen van de Oost-Duitse burgerrechtenbeweging, die wilden voorkomen dat de nog rondlopende Stasi-medewerkers materiaal lieten verdwijnen. Dat gebeurde toch, zoals Jahn op film wist vast te leggen.
Angstaanjagend
De nieuwe beheerder van de Stasi-archieven vertelde zijn persoonlijk relaas deze week tijdens een podiumgesprek in Amsterdam, op uitnodiging van het Duitsland Instituut. Voorafgaand sprak hij met Duitslandweb. Jahn, van oorsprong Oost-Duitser, werd in 1983 door de Stasi het land uit gezet. De geheime dienst had genoeg van zijn protest, dat radicaliseerde toen een goede vriend van hem overleed in een Stasi-cel. Ook het halve jaar dat hij zelf in de DDR vastzat, brak hem niet. Eenmaal in West-Berlijn zette hij zijn strijd voor vrijheid voort als journalist. Hij smokkelde camera’s naar en filmmateriaal uit de DDR en zorgde ervoor dat de beelden werden uitgezonden op de West-Duitse tv, die ook in Oost-Duitsland te zien was.
In maart 1990 filmde hij in de Stasi-archieven. Om te laten zien hoe dat archief in elkaar zat, haalden de nog rondlopende Stasi-medewerkers zijn dossiers tevoorschijn. Wat hij las, was angstaanjagend, vertelt Jahn. Zelfs in West-Berlijn bleek de Stasi nog heel dicht bij hem te kunnen komen. Jahn las dat een goede vriend persoonlijke gesprekken had doorgespeeld naar de Stasi. Hij zag schetsen van het interieur van zijn West-Berlijnse woning. En hij las een beschrijving van de route die zijn 8-jarige dochter elke dag naar school liep. “Dan vraag je je af: wat waren ze nog van plan?”
Egyptenaren in Berlijn
Precies 21 jaar later, in maart 2011, werd Jahn de nieuwe beheerder van de Stasi-archieven, de BStU, een overheidsdienst die in 1991 werd opgericht om de dossiers van de Oost-Duitse geheime politie openbaar te maken en haar werkwijze te onderzoeken. “Dat was nog nooit eerder gebeurd in de wereld”, vertelt hij. In de jaren erna kwamen veel Oost-Europeanen bij de BStU kijken hoe je de archieven van een opgedoekte geheime dienst beheert. Nu zijn het de Egyptenaren die de Duitsers om informatie vragen. “Wat ze in Egypte willen weten, is hoe wij dat doen: informatie openbaar maken en tegelijkertijd de privacy van slachtoffers beschermen. Dat is een moeilijke spagaat”, zegt Jahn.
Tijdens het gesprek checkt Jahn regelmatig zijn telefoon. Het zijn spannende dagen voor de BStU. De Bondsdag besluit deze maand nog over aanpassingen van het Stasi-Unterlagengesetz, de wet die in 1991 werd aangenomen en waarop het werk van de BStU is gebaseerd. Eén van de wijzigingen heeft Jahn zelf aan de orde gebracht in de toespraak die hij hield toen hij in maart zijn ambt aanvaardde.
47 Stasi-medewerkers in dienst
De BStU heeft nog altijd 47 mensen in dienst die voor de val van de Muur bij de Stasi werkten. Jahn noemde het bij zijn aantreden “onverdraaglijk” en “een klap in het gezicht van de slachtoffers” dat zij daar nog steeds rondlopen en slachtoffers van de Stasi met hen kunnen worden geconfronteerd. Een deel van hen doet archiefwerk, anderen zijn beleidsmedewerker of werken bij de bewaking en de beveiliging, vertelt Jahn in Amsterdam.
Ontslaan mag hij de voormalige Stasi-medewerkers niet, ze hebben recht op ontslagbescherming. Jahn wil hen overplaatsen naar andere instanties. “Ze zijn in dienst van de overheid, niet van de BStU”, legt hij uit. Jahns voorganger Joachim Gauck heeft hen destijds aangenomen, mede omdat hij hun kennis onmisbaar achtte voor het werk van de BStU. Jahn is het daar nooit mee eens geweest. “De praktijk heeft aangetoond dat het ook zonder hen kan.” Er zijn mensen bij die Honecker hebben bewaakt. Van hen kun je niet volhouden dat ze specifieke kennis van de archieven hebben, zegt hij.
Jahn kiest zijn woorden voorzichtig, hij wil geen kritiek leveren op zijn voorganger. En de discussie in de Duitse Bondsdag ligt zo gevoelig, dat elk verkeerd woord ongelegen komt. De CDU- en FDP-fracties in het parlement werken aan een wetsvoorstel dat de overplaatsing moet regelen. Andere partijen, zoals de SPD, hebben arbeidsrechtelijke bezwaren. Ze dreigen naar het Constitutioneel Hof te stappen als de wet wordt aangenomen.
Stasi-verleden
Een andere belangrijke wijziging van het Stasi-Unterlagengesetz is minstens zo omstreden. Volgens de wet uit 1991 mogen instanties nieuwe medewerkers in leidinggevende functies bij de BStU laten doorlichten op een eventueel Stasi-verleden. Daarbij gaat het om directeuren en hun plaatsvervangers, maar bijvoorbeeld ook om schoolhoofden, omroepbazen of rechters. Werkgevers hoeven dat niet te doen, ze mógen dat doen, benadrukt Jahn. Het ligt dus aan de werkgever of iemands Stasi-verleden wordt gecontroleerd.
Deze regeling loopt dit jaar af. Alle partijen in de Bondsdag, behalve Die Linke, willen de regeling verlengen. “Nog steeds komen er nieuwe berichten over mensen die voor de Stasi hebben gewerkt”, zegt Jahn. “De discussie gaat over hoe je die regeling verlengt. Moet de kring van mensen die je mag onderzoeken worden uitgebreid of juist ingeperkt?” Ook daarover neemt het Duitse parlement later deze maand een beslissing.
Genoegdoening
Hoe lang het werk van de BStU door moet gaan, daar gaat hij niet over, zegt Jahn ietwat korzelig. De Stasi-archieven blijven in ieder geval tot 2019 open. Wat er daarna mee gebeurt, daarover buigt zich binnenkort een commissie van experts. Hij voert uit wat zij beslissen, zegt Jahn. Maar hij heeft er wel degelijk een mening over. “Het gaat om Aufklärung, openheid geven en leren van de geschiedenis. Daar zit geen vervaldatum op.”
De beheerder van de Stasi-archieven is een groot voorstander van openheid. Daders moet je bij naam noemen, vindt hij. “Iedereen moet een kans krijgen zich aan te passen in de democratie. Maar daarbij hoort een duidelijke bekentenis, een erkenning van wat je hebt gedaan en het inzicht dat de Stasi mensenrechten met de voeten heeft getreden.” Alleen dan is verzoening mogelijk, zegt Jahn.
“Voor mij is het een genoegdoening als ik in de BStU mensen over hun dossier gebogen zie”, houdt hij zijn publiek ‘s avonds voor. “Dat ze dat kunnen doen, dat het voorbij is en het alleen nog papier is. En dat ze hun kinderen daarover kunnen vertellen. Wanneer eis ik mijn vrijheid op, wanneer pas ik me aan? Dat gaat ook over hoe de samenleving is georganiseerd. Bijvoorbeeld bij terrorismebestrijding: hoeveel camera’s heb je nodig voor een veilig leven? Wat zijn de gevaren van teveel veiligheid, wanneer wordt vrijheid verstikt? Daarover kun je veel leren uit de Stasi-dossiers.”
De lezing van Roland Jahn in Amsterdam vond plaats in het kader van het project ’65 jaar vrijheid in Europa’, dat mogelijk wordt gemaakt door het Europafonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Reacties
Geen reacties aanwezig