'Bevrijding vieren, verantwoordelijkheid nemen'
5 mei-lezing president Gauck in Breda

Achtergrond - 5 mei 2012

"Voor u staat een dankbaar man, geroerd en zeer verheugd over het feit dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei de Duitse Bondspresident heeft uitgenodigd om hier in Breda een lezing te houden." Zo begon de Duitse president Gauck vanmorgen de 5 mei-lezing.

'Bevrijding vieren, verantwoordelijkheid nemen'
© dpa/picture-alliance

"Ik ben geboren in 1940, het jaar dat Nederland slachtoffer werd van de Duitse grootmachtpolitiek en rassenwaan. Het is voor een Duitser – en zeker voor mij – geen vanzelfsprekendheid dat ik vandaag hier bij u mag zijn en zelfs tot u mag spreken. Het Nationaal Comité heeft mijn land en mij met deze uitnodiging groot vertrouwen geschonken – een geschenk dat wij niet zullen vergeten. In mijn dankbaarheid ligt ook de vreugde besloten, dat onze landen al tientallen jaren partners zijn – ons gebonden wetend aan eerbiediging van de mensenrechten, de vrijheid en de democratie.

Ik behoor tot een generatie Duitsers, die meestal pas op pijnlijke wijze heeft geleerd dat het oude gezegde „right or wrong – my country“ niet meer kan gelden. Wij hebben geleerd, dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen een vaderland en een onrechtvaardig regime, dat verzetsstrijders geen hoogverraad plegen of landverraders zijn, dat emigratie geen lafheid en desertie niet verkeerd hoeft te zijn.

Wij hebben geleerd dat aan een regering die het leven en de waardigheid van de mensen met voeten treedt, geen onverbrekelijke trouw kan en mag bestaan. Integendeel, tegenover een onrechtvaardig regime staan wij aan de kant van diegenen, die – zoals Bondspresident Theodor Heuss in 1954 zei – trachten om aan de staat de moorddadige boosaardigheid te ontnemen en het vaderland van vernietiging te redden.

Juist omdat wij Duitsers de last en de schuld van de geschiedenis op ons hebben genomen, geldt voor ons, en geldt ook voor mij: wij vieren samen met iedereen de bevrijding van het nationaalsocialistische juk, wij vieren mee met iedereen die destijds zijn onafhankelijkheid en vrijheid weer terugkreeg. En wij voelen mee met iedereen die juist nu in andere delen van de wereld de vrijheid ontdekt of herontdekt.

Duitsland en Nederland zijn niet alleen partners in de Europese Unie en de NAVO – we zijn ondanks het leed dat Nazi-Duitsland ook over uw land heeft gebracht, onderdeel geworden van het grote project, dat naties ongeacht grenzen en tradities tot een gemeenschappelijk geheel heeft samengevoegd. Onderdeel van een project waarin de volken niet meer tegen elkaar worden opgehitst, maar in wederzijds respect voor de mensenrechten verenigd zullen zijn. Het is het ja tegen de vrijheid dat vroeger de Nederlandse natie schiep en dat nu de basis van onze gemeenschap vormt. Door dit ja tegen de vrijheid zijn we nauwer verbonden dan door de verdragen die ons binden.

We voelen ons echter ook met elkaar verbonden in het verdriet, wanneer we hier vandaag in Breda de meer dan honderdduizend Nederlandse Joden herdenken, die het slachtoffer werden van de uitroeiingspolitiek van Hitler-Duitsland. Eerst was Nederland een toevluchtsoord voor veel Duitse Joden, waaronder ook Anne Frank en haar ouders. Doch dan volgden de deportaties – driekwart van de in Nederland levende Joden werd in de concentratie- en vernietigingskampen vermoord, of stierf aan mishandeling, honger en ziekte.

Ik denk ook aan verzetsstrijders als Max Kohnstamm, de latere voorvechter van de Europese eenwording, die niet ver hier vandaan in de gevangenis van Haaren was geïnterneerd. Ik denk aan de Sinti en Roma, wier lot zo roerend is beschreven door Zoni Weisz in zijn toespraak vorig jaar voor de Duitse Bondsdag. Ik denk – niet in de laatste plaats – aan honderdduizenden Nederlanders, die voor de Arbeidsinzet naar Duitsland werden gedeporteerd; aan zo velen die honger moesten lijden, of gedwongen evacuatie en het verlies van hun geboortestreek moesten verduren; maar ook aan diegenen, met name in het toenmalige Nederlands-Indië, voor wie de oorlog op 5 mei nog niet afgelopen was en het lijden en sterven doorgingen.

Als we ons nu na 67 jaar het einde van de oorlog herinneren, moeten we ons echter niet alleen bewust zijn van de schanddaden en misdaden zoals het bombardement van Rotterdam. Ook de daden van ongehoorzaamheid, sabotage en verzet van militairen en  burgers dienen te worden herinnerd.

Hier in Breda herdenkt u de Poolse generaal Stanisław Maczek, die erin slaagde uw stad te bevrijden zonder verliezen onder de burgerbevolking. Deze bevrijding staat misschien wel symbool voor de bevrijding van alle door Hitler onderdrukte landen in Europa en ook voor Duitsland zelf. Generaal Maczek had sinds de eerste oorlogsdagen tegen de bezetters gestreden – eerst in Polen, later in Frankrijk; in 1944 nam hij deel aan de invasie van Normandië. De stad Breda benoemde deze oorlogsheld tot ereburger en gaf hem op de oorlogsbegraafplaats een waardige laatste rustplaats.

Onze herinnering zoekt voorbeelden als hem, die ons een richting voor ons eigen leven kunnen geven. Mensen ook als Bernard IJzerdraat, die direct na het Duitse bombardement op Rotterdam als eerste in Nederland het initiatief nam tot de oprichting van een verzetsgroep en na een showproces in Scheveningen werd gefusilleerd – samen met 17 anderen, waaronder drie communisten, die de Februaristaking in 1941 hadden georganiseerd.

Ik geef het toe: vóór deze reis wist ik niets van deze algemene staking, die zich over heel Noord-Holland verspreidde. Met ongelovige verbazing en grote bewondering las ik dat bedrijven gesloten bleven, arbeiders op scheepswerven en in fabrieken het werk neerlegden en scholieren geen lessen volgden, om gevolg te geven aan de stakingsoproep van de illegale Communistische Partij Nederland – uit protest tegen de deportatie van de eerste 400 Joden uit Nederland naar het concentratiekamp Mauthausen.

Ik voelde hoezeer dit laatste me raakte. Eens te meer begreep ik, dat zulke voorbeelden op tweeërlei wijze belangrijk zijn. Enerzijds voor de volken waaruit de verzetsstrijders afkomstig zijn. Daarnaast echter ook voor mensen uit andere volken, andere generaties met andere uitdagingen en crisissituaties. Want wij leren uit tijden van oorlog en vervolging waartoe de mens in staat is. In het slechte, maar ook in het goede.

Ik herinner aan de uitgever Emanuel Querido, die in Amsterdam een eigen uitgeverij voor vervolgde Exil-schrijvers uit Duitsland oprichtte. Totdat er door de Gestapo in 1940 beslag op zijn bezit werd gelegd, gaf hij 110 Duitstalige boeken uit. Querido werd later toen hij ondergedoken zat verraden en met zijn vrouw in het vernietigingskamp Sobibor vermoord.

Ik herinner aan Corrie ten Boom, die met haar familieleden anderhalf jaar lang Joodse gezinnen in haar huis verborg. Ook zij werd door een collaborateur verraden en overgebracht naar concentratiekamp Ravensbrück. Na de oorlog wijdde Corrie ten Boom  zich aan de slachtoffers van de nationaalsocialistische terreur en de verzoening tussen voormalige vijanden in de oorlog.

We prijzen deze mensen, omdat het echt niet vanzelfsprekend was om zich niet gewoon in het onvermijdelijke te schikken, om maar niet te spreken van het plegen van verzet. We prijzen deze mensen, omdat ze ons toegang verschaffen tot een waarheid waarvan we ons niet altijd bewust zijn, vaak ook niet bewust willen zijn. We hebben altijd een keus. In tijden van oorlog en terreur weliswaar niet elke keus, maar zelfs onder die omstandigheden kunnen mensen – zoals de geschiedenis leert – de menselijke waardigheid, het humanum, redden.

In dat verband wil ik ook herinneren aan Hans Keilson, een in Duitsland geboren Jood, die in 1936 in Nederland zijn toevlucht vond en zich na 1940 aansloot bij het Nederlandse verzet. Hoewel hij zelf groot gevaar liep – zijn ouders werden in Auschwitz vermoord – wijdde hij zich aan Joodse kinderen die bij Nederlandse gezinnen ondergedoken waren. Keilson wist op grond van zijn medische en psychoanalytische kennis, dat het leed van vervolgden niet ten einde is als de vervolging ophoudt. Ook na de oorlog wijdde Keilson zijn leven als medemens en therapeut aan getraumatiseerden, met name Joodse kinderen. Hij overleed, meer dan honderd jaar oud, precies een jaar geleden in Hilversum.

Zelden is de houding echter zo ondubbelzinnig als bij verklaarde tegenstanders van een dictatuur. En in lang niet alle families zijn de meningen en daden onverdeeld. Harry Mulisch heeft eens de schokkende zin geformuleerd: „Ik ben de Tweede Wereldoorlog.“ In dat beeld schetste hij het feit dat zijn ouders beide waren: slachtoffer en dader. De moeder – een Jodin; de vader – de beheerder van geariseerd vermogen bij een bank. Door de positie van de vader konden Harry Mulisch en zijn moeder overleven; maar door diezelfde positie werd zijn vader na de oorlog als collaborateur bestraft.

Het symbool van 4 en 5 mei in Nederland is een brandende fakkel, waarvan de vlam de contouren heeft van een duif. Dit vuur hebt u vannacht in Wageningen ontstoken om het naar plaatsen in het hele land, en ook naar hier, naar Breda, te brengen. Voor de Europese eenwording in vrede was het vuur van de vrijheid van het begin af aan een bepalend element. Uw landgenoot Hendrik Brugmans zei daarover op het congres van de Europese Beweging in mei 1948, dat Europa de filosofie van de niet-aangepasten is, de plek van diegenen, „die voortdurend in tweestrijd zijn, waar geen zekerheid als waarheid wordt geaccepteerd, wanneer die niet steeds opnieuw wordt ontdekt. […] Overal zal de vlag van Europa de vlag van de vrijheid zijn.“

Maar vrijheid moet telkens opnieuw bevochten worden. De stad Breda is daarbij een uitstekende gedenkplaats. Het "Compromis van Breda“, waarin edelen zich in het jaar 1566 tegen de Inquisitie verklaarden, stond aan het begin van de opstand tegen de Spaanse overheersing. Het latere verbond van de Geuzen demonstreerde aan de Europese buren welke krachten vrijheidsliefde in ons teweeg kan brengen.

We zien dat voordat vrijheid maatschappelijke realiteit kan worden, deze de harten en hoofden wint van eenlingen en kleine groepen. Een idee waar iedereen zich later achter schaart, wordt vroeger door enkelen voortgebracht. Vóór een vrije samenleving komen vrije individuen, vóór vrije staten komen vrije steden.

De Verenigde Nederlanden van de 17e eeuw vormden onze ideeën over een vrijheidslievende, federalistische en tolerante republiek.  Daarin was de burger bondgenoot en geen onderdaan. Vrijdenkers als Spinoza en Descartes konden zich ontplooien en verschillende geloofsrichtingen konden zich ontwikkelen. Hugo de Groot, die op zijn terugreis uit Zweden in mijn geboortestad Rostock stierf, formuleerde de idee van de Mare Liberum, de vrije zee, die de basis vormde voor het moderne internationale zeerecht. De „stap naar mondigheid“, waarover Immanuel Kant sprak, hebben de Nederlanders in Europa zeer vroeg gezet. Ook dat gaf de Duitsers in de 19e eeuw moed om zich bij de opkomende vrijheidsbeweging aan te sluiten. En hoewel de revolutie van 1848-1849 in de Duitse landen mislukte, de ideeën leefden voort. Het kasteel van Hambach in de Palts, de Pauluskerk in Frankfurt en andere plaatsen van vrijheid getuigen daarvan tot op heden.

In ons gezamenlijk Europa is het geen binnenlandse aangelegenheid van de afzonderlijke staten meer, wanneer landen vrijheden beknotten en de grondrechten van hun burgers niet respecteren. We kunnen er trots op zijn dat de burgers van vrijwel alle Europese staten zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen wenden en een eventuele inbreuk op hun individuele grond- en mensenrechten kunnen laten toetsen.

We kunnen er trots op zijn dat over volkenmoord, misdaden  tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en aanvaloorlogen bij het Internationaal Strafhof in Den Haag een aanklacht kan worden ingediend. Daders mogen er niet op kunnen hopen dat zij hun straf ontlopen. De weg is moeizaam en lang, maar ons doel staat vast: de sterkte van het recht moet overal ter wereld zegevieren over het recht van de sterkste.

Duitsers en Nederlanders weten, niet in de laatste plaats door hun gezamenlijke militaire inzet in Afghanistan en Kosovo, hoe lang deze weg is en met welke offers hij verbonden kan zijn. Maar toch, als er nu overal ter wereld schendingen van de individuele mensenrechten worden veroordeeld en in veel gevallen worden vervolgd, als mensen hulp krijgen op de weg naar meer autonomie, meer respect en zelfrespect, dan is dat een waardevolle zaak op zich.

Op dagen als deze worden we ons ervan bewust, hoezeer vrijheid en de rechtsstaat na een lange strijd de heersende grondslag van de Europese maatschappelijke orde zijn geworden. Er zijn grote delen van de wereld, waar de mensen van onze rechten en vrijheden alleen maar kunnen dromen. In het noorden van Afrika en in het Midden-Oosten is het verlangen naar vrijheid en mensenrechten in de afgelopen jaren doorgebroken. Deze bewegingen tonen ons dat vrijheid en mensenrechten geen uitvinding zijn van het imperialistische Westen.

Mensenrechten zijn universeel, hun taal wordt overal begrepen – zowel in Azië als in Europa, Amerika of Afrika: Overal ter wereld ontwaken mensen en eisen hun rechten op – zelfs als er nog geen duizenden de straat op zijn gegaan en – zoals destijds in Oost-Duitsland – roepen: „Wij zijn het volk!“

Maar terwijl andere volken door de geest van de vrijheid worden geïnspireerd, beseffen veel mensen in Europa de zegen van de vrijheid nog slechts in beperkte mate. Ze zien vrijheid ten onrechte als bandeloosheid, als de belofte op een hedonistisch leefmodel, als politieke of ethische willekeur of als oproep tot het afzien van deelname aan de maatschappij. Bij dit begrip van vrijheid ontbreekt wat vooral veel jonge mensen de straat op drijft om te protesteren – verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid, maar ook gemeenschapszin en solidariteit.

We zien dat vrijheid niet alleen altijd opnieuw bevochten moet zijn, aan vrijheid moet ook altijd opnieuw vorm gegeven worden. Elke generatie staat voor de uitdaging om voor zichzelf en zijn omstandigheden aan vrijheid, die in haar mooiste vorm als  verantwoordelijkheid moet worden gezien, opnieuw inhoud te geven.

67 jaar geleden zouden we de huidige toestand slechts als paradijselijk hebben kunnen ervaren. Drie generaties lang delen Nederlanders en Duitsers hun waarden en zetten ze zich in Europa en de hele wereld daarvoor in. We kunnen er trots op zijn dat onze landen sinds het begin deel uitmaken van het verenigde Europa en in vele delen van de wereld worden gewaardeerd als eerlijk en betrouwbaar.

We profiteren met elkaar van vrijheid, vrede en welvaart, die samengaan met een versterkte Europese en internationale samenwerking. Ik hoop dat dit unieke succes ons de kracht zal geven, ook de huidige uitdagingen aan te kunnen en aan de toekomst te bouwen.

Bron: Bundespräsidialamt. Daar vindt u de 5 mei-lezing van president Gauck ook in het Duits >>

Bekijk de 5 mei-lezing van president Gauck bij de NOS >>

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger