De (nieuwe) PISA shock
Onderwijs - 5 januari 2024 - Auteur: Synke Hotje
De publicatie van het PISA rapport – een vergelijkend onderzoek van vaardigheden en kennis van 15-jarigen in 95 landen - heeft net als vier jaar geleden veel losgemaakt in onderwijsland.
De belangenverenigingen pleitten meteen voor een ‘Deltaplan’ voor het funderend onderwijs.[1] Vooral de sterk dalende Nederlandse prestaties op het gebied van leesvaardigheid werden als een schok ervaren.
Experts en columnisten gingen op zoek naar oorzaken (mobieltjes – corona – het lerarentekort – gebrekkige lesmethodes) en oplossingen (leesuur op school – leeslijst op de pabo – leesopvoeding door ouders – professionalisering van docenten).
Het begrip leesplezier werd veelvoudig genoemd. Dit moet hersteld worden, mede door ook amusementsliteratuur in de les toe te staan. Echter, eigenlijk wordt dit reeds gedaan (en er staat zelfs ergens een liedje als Schni Schna Schnappi op een boekenlijst bij Duits).
PISA 2022
Hoe stelt PISA de onderzoeksterreinen vast? Wiskunde, leesvaardigheid en natuurwetenschap worden volgens PISA als “essentieel” gezien om sociaal, beroepsmatig en persoonlijk te kunnen functioneren.[2]
Wat is er aan de hand? Een derde van de Nederlandse jongeren is laaggeletterd.[3] Daarmee liggen Nederlandse 15-jarigen (en vooral de jongens) ver onder het gemiddelde OESO-niveau.
Vergelijking met Duitsland
Ook in Duitsland daalden de prestaties op alle drie de gebieden. Voor leesvaardigheid scoorden in 2022 maar liefst 25 procent van de leerlingen onvoldoende. Alleen wordt hier de daling aan andere factoren toegeschreven.
Bron: PISA 2022 results
Bron: PISA 2022 results
Vooral de migratieachtergrond van een groeiend aantal kinderen wordt in Duitsland als oorzaak gezien. Dit betrof in 2021 in Nederland 14 procent en in Duitsland maar liefst 26 procent. In Duitsland zijn er sinds 2012 veel mensen met een migratieachtergrond bij gekomen: toen had 13 procent van de kinderen een migratieachtergrond (ter vergelijking: 11 procent in Nederland in 2012). De kritiek is dat er in het onderwijs onvoldoende hierop is ingespeeld. De vraag hoe deze groep beter kan worden geïntegreerd staat centraal in de Duitse discussie, met focus op de taalvaardigheid.
In zowel Duitsland als Nederland is de kloof tussen leerlingen met een geprivilegieerde socio-economische achtergrond en minder geprivilegieerde achtergrond groot. De 25 procent met de hoogste socio-economische stelling scoorde gemiddeld 106 punten hoger dan de 25 procent met de laagste socio-economische stelling (het gemiddelde verschil in de OESO-landen is 93 punten).
De nasleep van corona wordt eveneens als reden aangegeven voor de slechtere prestaties in beide landen. Zo had in Nederland destijds 54 procent van de leerlingen problemen met het schoolwerk. In Duitsland kwam de slechtere digitale infrastructuur erbij. Mentale belasting (zoals 30 procent kinderen die zich in Nederland eenzam voelen en 21 procent leerlingen die gepest worden in Duitsland) hebben ook invloed. Bovendien ervoeren leerlingen veel afleiding in de klas door digitale apparaten (28 procent in Duitsland en 33 procent in Nederland). Scholen waar mobieltjes niet het leslokaal in mogen, presteerden beter. Dus misschien is er hoop voor Nederland vanaf 2024.
Is PISA het juiste instrument om een schoolsysteem te beoordelen?
Naast wiskunde, leesvaardigheid en natuurwetenschap test PISA ook hoe goed leerlingen de geleerde vaardigheden kunnen toepassen in dagelijkse situaties. Maar zijn kinderen zich bewust van de toepasbaarheid van wat ze leren? Zo niet, zijn PISA-resultaten dan überhaupt internationaal vergelijkbaar?
De rechtstreekse vergelijking tussen landen is bedrieglijk doordat het deelnemersquotum verschilt. Hiernaast laten sommige landen leerlingen met een migratieachtergrond niet deelnemen terwijl andere landen dit wel doen (dit heeft invloed op taalvaardigheid). Daarom is voorzichtigheid geboden om de internationale vergelijking te trekken. PISA geeft wel de ontwikkeling in individuele landen weer en kan hierdoor een nuttig instrument zijn om het eigen systeem te evalueren. Ook een blik op andere landen loont. Hoe reageren deze op dalende prestaties? In Duitsland zijn er ook veel nationale onderzoeken (bv. IQB Bildungstrend) die beter op de plaatselijke situatie inspelen.
Uiteindelijk is het met of zonder PISA-onderzoek duidelijk dat zowel Nederland als Duitsland problemen met het eigen schoolsysteem hebben. Terwijl het PISA-onderzoek wel een indicatie geeft, zijn de grotere problemen los van PISA te beoordelen en aan te pakken.
Vakvernieuwing
Ook moet nu de discussie gevoerd worden over wat er in het nieuwe eindexamenprogramma en de eindtermen bij Nederlands (en de vreemde talen) moet. Frappant is immers het verschil tussen de slechte Pisa-scores en onze prima resultaten voor het CSE. Het stukje reflectie dat in PISA getoetst wordt, willen wij dat ook in het examen opnemen? Moet er versterkt het klassikale gesprek gevoerd worden over intenties van de auteur? Moeten er zoals in Duitsland meer opstellen geschreven worden om informatie te ordenen?
Synke Hotje en Tomma Ubben
Artikelen in de Onderwijsblog zijn op persoonlijke titel geschreven.
[1] Deltaplan-lerarentekort-Van-tekort-naar-trots.pdf
[2] “Goed kunnen lezen is bijvoorbeeld nodig om vacatures te begrijpen, een sollicitatieformulier in te vullen of de betrouwbaarheid van een tekst te evalueren.” Zie Resultaten_PISA-2022_in_vogelvlucht.pdf (utwente.nl) pag. 53.
[3] 33 % kan door “zwakke taalvaardigheid waarschijnlijk minder goed functioneren op school en in de maatschappij, en lopen het risico laaggeletterd het onderwijs te verlaten”. Zie Resultaten_PISA-2022_in_vogelvlucht.pdf (utwente.nl) pag. 58.
Literatuur:
https://ris.utwente.nl/ws/portalfiles/portal/330860617/Resultaten_PISA-2022_in_vogelvlucht.pdf
Tagesschau: https://www.tagesschau.de/inland/innenpolitik/pisa-ergebnisse-reaktionen-100.html
NDR: https://www.ndr.de/kultur/Sinn-der-PISA-Studie-Da-werden-Aepfel-mit-Birnen-verglichen,pisa1468.html
Reacties
Geen reacties aanwezig