Popliteratuur
Gevestigde en nieuwe schrijvers 1990-2015
Auto's en vliegtuigen, drank en drugs, kleding en geld, relaties en seks. Dit zijn zo ongeveer de thema's die in de popliteratuur de boventoon voeren. Beschouwing, reflectie en zingeving zijn van ondergeschikt belang, de zin van het leven bestaat in het genot van het moment.
Popliteratuur duidt een versmelting aan van hoge en lage cultuur. Schrijvers ontdeden hun literatuur van het elitaire gehalte, boeken moesten voor brede groepen lezers toegankelijk zijn. In Duitsland vierde popliteratuur in de jaren negentig en 2000 met schrijvers als Illies, Kracht, Lebert, Herrndorf en Berg hoogtij.
Met zijn boek 'Faserland' (1995) sloeg de Zwitserse schrijver Christian Kracht (1966), beïnvloed door de Amerikaanse popcultuur, als één van de eersten een nieuwe koers in de Duitstalige literatuur in. Zijn jonge, rijke hoofdpersoon reist doelloos door Duitsland en beschrijft feesten, ontmoetingen en excessen. Eten, drinken, drugs en kleding worden structureel bij naam en merknaam genoemd - als lezer word je somber van zoveel consumentisme en leegte. Is er dan niets meer dan geld en de roes van het moment? Door de ironie en het cynisme van de hoofdpersoon, die behoorlijk rechtse taal uitslaat, blijft het verhaal boeien.
Critici zochten naar een verklaring voor de opkomst van de popliteratuur. Zij noemden het ontbreken van een maatschappelijke situatie om tegen in opstand te komen. Bovendien waren de jonge schrijvers van de jaren negentig de kinderen van de progressieve generatie van de 68’ers. Het egoïsme en het gebrek aan historisch besef van de 'popliteraten' vormde mogelijk een manier om zich tegen hun linkse, politiek correcte ouders af te zetten.
Alleen al de titel van Sibylle Bergs (1962) roman 'Ein paar Leute suchen das Glück und lachen sich tot' (1997) maakt direct duidelijk dat de hoofdpersonen, een aantal dertigers, het leven niet al te diepzinnig aangaan, maar met ironie benaderen. Ook in dit boek wordt veel gereisd, gedronken, gerookt en net als bij Kracht draait alles om seks, consumptie en dood.
Benjamin Lebert (1982) beschreef in zijn 'Crazy' (1999) de jaren negentig vanuit het perspectief van een schooljongen. In een levendige stijl, met korte zinnen en vol zelfironie schetst Lebert hoe het er in het moderne internaat, waar hij door zijn ouders heen gestuurd is, aan toegaat.
Florian Illies (1970) beschreef in het non-fictie-boek ‘Generation Golf’ (2000) expliciet het levensgevoel van zijn leeftijdgenoten. In een vlotte journalistieke stijl, humoristisch en onderhoudend, gaf Illies een kritisch beeld van een egoïstische generatie, voor wie alles draaide om succes, uiterlijk en geld. Zonder zich echt druk te maken over het milieu of politieke veranderingen, leefde de Generatie Golf – vernoemd naar de televisiespotjes van de VW Golf waarin het individuele welzijn centraal stond – er lustig en onbekommerd op los. Het boek werd wel hét manifest van een nieuwe generatie schrijvers genoemd, die vooral met popmuziek was grootgebracht.
Veel mensen zetten zich echter ook af tegen het beeld van een egoïstische, consumerende generatie. Dit beeld doet de generatie geen recht, maar geeft enkel een handvat bij het typeren van nieuwe trends, luidde hun kritiek.
Het vermeende egoïsme van de Generatie Golf bleef in latere romans achterwege. De leefstijl van de jaren negentig, met nadruk op merken, drank, drugs en sigaretten, raakte achterhaald. Populaire elementen als doelloosheid, een uiterst ontspannen levensbeschouwing en een toegankelijke schrijfstijl bleven wel opduiken.
De succesroman 'Tschick' (2010) van Wolfgang Herrndorf (1965-2013) is hiervan een voorbeeld. Beschreven wordt het doelloze gereis van twee jongens in een gestolen auto. In een soort roadtrip à la Jack Kerouac (zie zijn beroemde boek ‘On the Road’ uit 1957) laten ze de gebeurtenissen op zich afkomen. Ze verbazen of amuseren zich over de avonturen die ze beleven, maar hebben geen doel voor ogen. Het verhaal draait uiteindelijk niet om het streven naar genot of sensatie maar om vriendschap en liefde.