Konstruktives Mißtrauensvotum
De Bondsdag kan een kanselier tot aftreden dwingen door middel van een konstruktives Mißtrauensvotum. Dit is te vergelijken met de Nederlandse motie van wantrouwen. In Duitsland is deze procedure 'constructief' omdat de Bondsdag de zittende bondskanselier met absolute meerderheid wegstemt en tegelijkertijd een nieuwe bondskanselier kiest. Hierdoor wordt voorkomen dat het parlement een regering ten val brengt zonder een nieuwe te benoemen.
In de Duitse naoorlogse geschiedenis is twee keer een konstruktives Missvertrauensvotum ingediend. In 1972 probeerde oppositieleider Rainer Barzel (CDU) de sociaal-liberale coalitie van kanselier Willy Brandt weg te sturen om zelf het kanselieschap over te nemen, naar aanleiding van de Ost-Verträge. De motie kreeg net te weinig stemmen: 247 in plaats van de benodigde 249. Brandt bleef kanselier.
In 1982 deed de CDU een nieuwe poging de regering van SPD en FDP, dit keer onder leiding van kanselier Helmut Schmidt (SPD), weg te stemmen. CDU-fractievoorzitter Helmut Kohl diende de motie van wantrouwen in tegen het economische beleid van Schmidts regering. Daarover was onenigheid tussen de SPD en de FDP. De motie werd aangenomen, Kohl werd de nieuwe kanselier en vormde een regering van CDU/CSU en FDP.