Politiek en Staatsinrichting:

Vertrouwensvraag

De vertrouwensvraag kan door de bondskanselier worden uitgesproken, wanneer deze het gevoel heeft niet meer effectief te kunnen regeren, wegens gebrek aan steun vanuit de Bondsdag. Het is niet hetzelfde als het konstruktives Mißtrauensvotum, waarbij de Bondsdag een kanselier tot aftreden dwingt door een motie van wantrouwen aan te nemen en direct een nieuwe kanselier te kiezen.

De vertrouwensvraag is in de Duitse geschiedenis drie keer in de praktijk gebracht waarvan tweemaal succesvol.

Twee keer ging het om een konstruktives Missvertrauensvotum. In 1972 werd die niet aangenomen en bleef SPD'er Willy Brandt kanselier. In 1982 werd de motie wel aangenomen en moest SPD-kanselier Schmidt plaats maken voor CDU'er Helmut Kohl. Lees meer

Op 1 juli 2005 stelde bondskanselier Gerhard Schröder de vertrouwensvraag. Daarmee wilde hij vervroegde verkiezingen forceren. Aanleiding was de nederlaag van de SPD bij de deelstaatverkiezingen in Noordrijn-Westfalen. Daardoor kreeg de oppositie in de Bondsraad een tweederde meerderheid, waardoor het voor de regering-Schröder lastig werd hervormingsplannen door te voeren. President Horst Köhler keurde de door Schröder bewandelde weg goed met als voornaamste argument de behandeling van de vertrouwensvraag ten tijde van Helmut Kohl.

Nadat Köhler groen licht had gegeven, toetste het Constitutioneel Hof de vertrouwensvraag aan de grondwet, naar aanleiding van een klacht van parlementsleden Schultz (Die Grünen) en Hoffmann (SPD). Het Constitutioneel Hof vond de klacht ongegrond en de verkiezingen vonden doorgang op 18 september 2005. 


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger