EGKS
'Westbindung' onder Adenauer: 1949-1963
In de eerste jaren na de oprichting van de Bondsrepubliek streefde Adenauer met zijn buitenlands beleid naar een gelijkwaardige behandeling van Duitsland. Door Duitsland in een Europese federatie te verankeren hoopte hij de relaties met de buurlanden te herstellen en de soevereiniteit van Duitsland te herwinnen. Bovendien hoopte hij dat de integratie in West-Europa op termijn zou leiden tot een Duitse hereniging op westerse voorwaarden.
De eerste stap tot Europese eenwording werd gezet door de Franse minister van Buitenlandse Zaken Schuman. Hij presenteerde op 9 mei 1950 een plan waarin hij aandrong op een vervlechting van de Duitse en Franse kolen- en staalindustrie. Met het oog op de wederopbouw van Europa was de Duitse productie belangrijk maar uit veiligheidsoverwegingen wilden de Fransen Duitsland blijven controleren. Daarom stelde Schuman voor om de Franse en Duitse kolen- en staalproductie onder gezamenlijk en onafhankelijk toezicht te stellen, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Ook andere West-Europese landen mochten deelnemen.
Door een vervlechting met de Duitse industrie behield Frankrijk de toegang tot de Duitse kolen- en staalproductie en werd het voor Duitsland moeilijker om de zware industrie voor oorlogsdoeleinden te gebruiken. Door ook andere landen deel te laten nemen hoefde Duitsland zich niet gediscrimineerd te voelen. Duitsland won door samen te werken aan internationaal aanzien en kon gemakkelijker samenwerken met de nieuwe bondgenoten.
In Duitsland zelf werd er niet onverdeeld positief op het plan gereageerd. Politieke partijen en de industrie waren bang dat Frankrijk de EGKS zou aangrijpen om de Duitse productie te beperken. Het voorstel van Schuman kon rekenen op de steun van Adenauer. Het plan strookte met zijn opvatting dat Europese eenheid alleen door verzoening van de Duits-Franse vijandschap gerealiseerd kon worden.