De Armeense kwestie is Duitsland erg netelig
Berlijn houdt zich op de vlakte over omstreden genocide
Achtergrond - 3 november 2006
(3 november 2006) Duitsland toont zich opvallend terughoudend in het debat rondom de vraag of vanaf 1915 al dan niet een genocide op de Armeense minderheid in Turkije heeft plaatsgevonden. Meer dan andere Europese landen was Duitsland destijds in de zaak verwikkeld.
Een gebeurtenis van meer dan negentig jaar oud verhit de Europese gemoederen. Het grootse taboe binnen Turkije, de uitroeiing van ruim een miljoen Armeniërs in het Osmaanse Rijk (het huidige Turkije), staat in heel Europa op de politieke agenda. In Nederland zijn twee CDA-kandidaten en één PvdA-kandidaat door hun partijen van de kieslijst geschrapt, omdat zij weigerden het standpunt van hun partijen met betrekking tot erkenning van de genocide te onderschrijven. Het Franse parlement heeft vorige maand een omstreden wet aangenomen die het ontkennen van de genocide strafbaar stelt.
Verschillende loyaliteiten
Duitsland houdt zich in het debat rond de volkerenmoord opvallend op de vlakte. Hoewel het land zich bewust is van zijn historische verantwoordelijkheid – als bondgenoot van de Turken raakten Duitse militairen direct bij de massaslachtingen betrokken – vermijdt de Bondsrepubliek, net als de Verenigde Staten en Israel, het woord 'genocide'. In de discussie rondom de volkerenmoord ziet Duitsland zich heen en weer geslingerd tussen verschillende loyaliteiten. Een voordeel van deze positie is dat er ruimte ontstaat voor genuanceerde geluiden.
Het oplaaien van de Armeense kwestie is geen toeval tegen de achtergrond van de onderhandelingen rond de omstreden toelating van Turkije tot de Europese Unie. Volgende week woensdag verschijnt een jaarverslag over de stand van de hervormingen, die een vereiste vormen voor de toetreding van het land. Nu al is bekend dat de uitslag van het rapport vernietigend zal zijn. Critici zijn van mening dat de EU de gewenste hervormingen te zeer forceert en dat zij door onmogelijke eisen haar onderhandelingen ongeloofwaardig maakt.
Smet
Bovendien woeden onder historici nog verhitte discussies over de zuiverheid van dit materiaal. Een van de eersten die de massamoord documenteerde was de Duits-protestantse missionaris Johannes Lepsius (1858 – 1926) in 1919. Lepsius werkte in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het is bekend dat hij de instructie had om Duitsland in een goed daglicht te stellen.
Momenteel staat echter ook ter discussie in hoeverre Lepsius handelde als behartiger van Armeense belangen. Lepsius kwam destijds open uit voor zijn pro-Armeense standpunt. Dit jaar verscheen een bronnenstudie waarin de Duits-Turkse historicus Cem Özgönül betoogt dat Lepsius documenten heeft verdraaid om de slachtofferrol van de Armeniërs uit te vergroten. Andere onderzoekers, zoals Tessa Hofmann en Wolfgang Gust, benadrukken daarentegen dat Lepsius' sympathieën voor de Armeense minderheid allang bekend waren, evenals zijn manipulatie van bronnen. Deze zou volgens hen echter niet zo ver gaan, dat de status van de volkerenmoord ter discussie staat.
De toon van het historische debat is net zo fel als elders in Europa. Maar door de eigen historische rol verschilt het standpunt van Duitsland in de Armeense kwestie aanzienlijk van dat van landen als Nederland of Frankrijk. Als Duitsland debatteert over de moord op de Armeense minderheid, spreekt het ook over zijn eigen geschiedenis. Het land neemt daarmee weer die typische tussenpositie in tussen Oost en West. Met een beetje geluk kan Duitsland dankzij deze positie in de toekomst een bemiddelende rol op zich nemen.
Reacties
Geen reacties aanwezig