Als een slappe lach op een begrafenis
Lachfilm 'Mein Führer': een recensie
Achtergrond - 16 januari 2007
(16 januari 2007) Lang voor de bioscooppremière afgelopen donderdag was Dani Levy's film 'Mein Führer' onderwerp van controverses. 'Lachen om Hitler' is nog steeds een beladen kwestie in het naoorlogse Duitsland. Maar hoe is de film nu eigenlijk?
Schuddende bioscoopstoelen, dijenkletsen, uitzinnig geschater, weggewiste lachtranen. Voor de bezoekers van de halfvolle Münchense City-bioscoop is de vraag of je over Hitler mag lachen kennelijk een gepasseerd station. Toch klinkt bij sommige scènes een licht hysterische, ongemakkelijke ondertoon door. Alsof iemand de slappe lach heeft gekregen op een begrafenis. "Dat is toch helemaal niet om te lachen," zegt een bezoekster van rond de twintig bij de aftiteling. Maar ze zegt het lachend. Een betere illustratie is nauwelijks denkbaar voor het soort tegenspraken waaraan 'Mein Führer' zijn kracht ontleent.
Rondom Dani Levy's fantasietje over een afgetakelde Hitler (Helge Schneider), die bij zijn joodse toneelleraar in therapie gaat, ontstonden al voor de bioscooppremière discussies, alsof het een baanbrekende bijdrage aan de officiële geschiedschrijving betrof. Kennelijk heeft dat onwillekeurig hoge verwachtingen gewekt: de meeste filmrecensenten spraken na de première afgelopen donderdag hun teleurstelling uit over de flauwe grappen en de onsamenhangende visie op de persoon Hitler. Maar de film pretendeert ook niet serieus om "de allerwaarste waarheid over Adolf Hitler" te verkondigen, ook al belooft de ironische ondertitel dat. Zonder deze hooggespannen verwachtingen is 'Mein Führer' een amusante film, die tussen de grappen door de toeschouwer verwart en soms genadeloos de waarheid vertelt.
Stuk zeep
"We willen begrijpen wat we nooit zullen begrijpen." Met deze woorden sluit Hitlers fictieve joodse toneelleraar Adolf Grünbaum (Ulrich Mühe), die het verhaal vanuit het hiernamaals in voice-over becommentarieert, de film af. Als 'Mein Führer' een waarheid bevat, dan deze: de menselijke behoefte aan verhalen, die zin geven aan het leven. Zelfs aan de massamoordenaar Adolf Hitler.
Het knappe van Levy's film is dat hij deze behoefte aan zingeving onderkent, maar tegelijkertijd de gevaren laat zien van een autoritair, van bovenaf opgelegd wereldbeeld. Hitlers mythe van de superioriteit van het germaanse ras is het meest afschrikwekkende voorbeeld van zo'n visie. Daarom moet in Levy's film niet alleen Hitler eraan geloven, maar ook al te eenzijdig-belerende naoorlogse films à la 'Der Untergang' en 'Schindler's List', die volgens Levy evengoed het gevaar lopen de geschiedenis te mystificeren.
'Mein Führer' staat dan ook bol van de toespelingen en parodieën op deze en andere films over het Derde Rijk. Zo steekt hij in de episode, waarin Adolf Grünbaum uit concentratiekamp Sachsenhausen wordt gehaald, meesterlijk de draak met een scène uit 'Schindler's List', waarin een groep door de fabrikant Schindler geredde kampgevangenen onder de douche wordt gestuurd. Zij vermoeden het ergste en barsten dan ook in gejubel uit als uit de douchekop geen gas, maar water blijkt te komen. Met Grünbaum gebeurt hetzelfde – maar middenin zijn euforie valt van boven een stuk zeep op zijn hoofd.
Scheerongelukje
Niet iedereen is gecharmeerd van dit soort slapstickhumor, waar Levy met name in de scènes rondom Hitler niet genoeg van lijkt te krijgen: Hitler met bierbuik in trainingspak; Hitler op zijn knieën, bestegen door zijn herdershond, Blondie; een impotente Hitler in bed met Eva Braun ("Ik voel u niet, mein Führer!") – Je moet er inderdaad wel van houden.
Maar anderzijds is veel te zeggen voor de manier waarop Levy Hitler soms letterlijk in zijn hemd zet: anders dan Steven Spielberg in 'Schindler's List' probeert Dani Levy nergens via een achterdeurtje een happy end te fabriceren. In plaats daarvan schuwt hij geen enkel middel om het lelijke en groteske van het naziregime te laten zien.
Anders dan een historische documentaire, die grotendeels aangewezen is op het beeldmateriaal van de nazi’s zelf, biedt de komedie bovendien de mogelijkheid om door de ensceneringen van de dictator heen te prikken. Bij Levy is aan het eind niet eens Hitlers beroemde snorretje echt – na een ongelukje bij het scheren is het handelsmerk van de Führer vervangen door een opplaksnor.
Naast deze aan duidelijkheid niets te wensen overlatende ontmaskering van Hitler en zijn 'Duizendjarige Rijk' is het niet helemaal begrijpelijk wat de verhaallijn rondom Grünbaums vrouw en kinderen in de film te zoeken heeft. In de scènes met het uit het concentratiekamp gehaalde gezin is de ironie namelijk ver te zoeken en komen de karakters niet uit de verf. Adriana Altaras zet Grünbaums vrouw als tenenkrommend clichématige jiddische mama neer en Helge Schneiders door jeugdtrauma's geplaagde Hitler wekt bij de toeschouwer soms meer moederlijke gevoelens dan Grünbaums oudste zoon, die als een oud opaatje moraliserende tegeltjeswijsheden ten beste geeft.
De slimme en de domme
De belangrijkste kritiek op 'Mein Führer' was dan ook dat Levy zijn komedie teveel zou doorbreken met moraliserende elementen. Maar het is de vraag of Levy ooit van plan was om een zuivere komedie of parodie te schrijven – los van de vraag of dat zo interessant geweest zou zijn. Het eindresultaat heeft in elk geval meer trekken van een conference: ook hier wisselen ironie, slapstick en ongespeelde morele verontwaardiging elkaar vaak zonder duidelijke overgang af en is het lijntje tussen goede en slechte smaak soms flinterdun.
Met een goede conferencier heeft Levy als regisseur een aantal dingen gemeen. Zo is hij betrokken bij wat hij wil vertellen, zelfs als deze betrokkenheid af en toe tot esthetisch minder doordachte, sentimentele uitbarstingen leidt. Tegelijkertijd laat hij het vormen van een definitief oordeel aan het publiek over: de kracht van humor bestaat in het feit dat hij schijnbaar vaststaande conventies in twijfel trekt, zonder meteen met een alternatief antwoord te komen.
Met de confrontatie tussen de beide Adolfs (Hitler en Grünbaum) – veruit de leukste scènes in de film – blaast Levy overigens de in het vooroorlogse Duitsland populaire vorm van de dubbelconference nieuw leven in. Deze is tot grote hoogtes gebracht door Fritz Grünbaum, naast Hitlers toneelleraar Paul Devrient één van de historische voorbeelden voor Adolf Grünbaum, en leeft van het gesprek tussen een slimme en een domme figuur – onnodig te zeggen, wie in 'Mein Führer' de domme is.
Reacties
Geen reacties aanwezig