De schaduw van de Spendenaffäre
CDU in Hessen betrokken bij financieel schandaal
Achtergrond - 23 augustus 2004
(23 augustus 2004) Drie coryfeeën van de CDU in de deelstaat Hessen verschenen vorige week voor de rechter. De drie worden beschuldigd van ontrouw jegens het eigen partijbestuur bij het overboeken van partijgelden. De zaak roept herinneringen op aan de beruchte Spendenaffäre rondom oud-bondskanselier Helmut Kohl en zou een bedreiging kunnen vormen voor de minister-president van Hessen, Roland Koch.
Terwijl de leden van het Duitse parlement, de Bondsdag, van hun vakantie genieten, moeten kopstukken van de christen-democratische CDU in de West-Duitse deelstaat Hessen zich voor de rechtbank verantwoorden. Sinds dinsdag staan in de Hessische hoofdstad Wiesbaden drie voormalige kaderleden van de Hessische CDU terecht, onder wie Manfred Kanther. Kanther, tussen 1993 en 1998 minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet van bondskanselier Helmut Kohl (eveneens CDU), wordt door de openbaar aanklager van ontrouw verdacht. In zijn toenmalige hoedanigheid als secretaris-generaal van de Hessische CDU heeft Kanther, met medewerking van twee partijgenoten, in 1983 bijna 22 miljoen D-Mark van de partijrekening overgeboekt naar twee geheime bankrekeningen in Zwitserland. Tot 1999 werd met tussenpozen geld teruggesluisd voor de financiering van verkiezingscampagnes en andere partijactiviteiten. Omdat Kanther en zijn intimi buiten medeweten van het Hessische CDU-bestuur opereerden, waren zij ontrouw jegens hun eigen partij, aldus de aanklager. Bovendien zouden zij met hun handelwijze de wetgeving met betrekking tot de openbaarheid van partijfinanciering hebben overtreden. Nadat de kwestie in 2000 aan het licht kwam, besloot de openbaar aanklager in 2001 tot strafrechtelijke vervolging.
Het proces roept herinneringen op aan één van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van de CDU: de Spendenaffäre. Dit omvangrijke schandaal ontstond in 1999, toen bleek dat voormalig bondskanselier Helmut Kohl (1982-1998) betrokken was geweest bij illegale partijfinancieringen. Het werd bekend dat Kohl op de hoogte was van verboden donaties aan de partijkas door een wapenlobbyist en een aantal niet nader bekende gevers. Kohls onrechtmatige handelen, in combinatie met zijn hardnekkige weigering om de namen van de schenkers te noemen, bracht de CDU flinke schade toe. Doordat uitgerekend de Kanzler der Einheit, het boegbeeld van de partij, de indruk wekte boven de wet te kunnen staan, verloren de christen-democraten een flink deel van hun aanzien als volkspartij. Veilig gewaande overwinningen bij enkele deelstaatverkiezingen gingen verloren en partijleider Wolfgang Schäuble werd gedwongen zijn voorzitterschap neer te leggen. Onder grote interne druk moest Kohl uiteindelijk zelfs zijn erevoorzitterschap opgeven. Alle tumult bracht journalisten op het spoor van de CDU in Hessen; in januari 2000 moest Kanther de mede door hem uitgedokterde financieringsconstructie van de lokale CDU-afdeling opbiechten. Met het wegebben van de aandacht voor de Spendenaffäre omtrent Helmut Kohl leek de kwestie-Hessen echter langzaam in de vergetelheid te raken - tot afgelopen dinsdag het proces tegen Kanther c.s. het Duitse publiek aan het pijnlijke CDU-verleden herinnerde.
Kanther heeft afgelopen week weliswaar erkend een "politieke fout" te hebben begaan, maar ontkent bewust juridisch strafbare handelingen te hebben verricht. Hij beweert het partijvermogen halverwege de jaren '80 in het buitenland te hebben gestald om de anonimiteit van gulle donateurs te waarborgen en de CDU te beschermen tegen een "linkse hetze" tegen de financieringsmethode van de toenmalige CDU in Hessen. De ironie wil, dat het eigenmachtige optreden van Kanther en de zijnen de CDU in de praktijk eerder voor- dan nadeel opleverde: het Zwitserse kapitaal nam in de loop der jaren flink toe dankzij de rente en het geld kwam uitsluitend ten goede aan de CDU. Van zelfverrijking is nooit sprake geweest, zoals ook de openbaar aanklager heeft moeten constateren. Helaas echter voor de CDU laadde Kanthers handelwijze de verdenking van onrechtmatigheid op zich, waardoor nu een strafproces aan de gang is dat de herinnering aan een nog veel ernstiger financieel schandaal opwekt. Onbedoeld berokkent Kanther zijn eigen partij schade.
Daarbij is de averij die het imago van de CDU als 'burgerlijke' partij dreigt op te lopen misschien nog wel groter dan de financiële tik die zij als gevolg van het schandaal mogelijk te verwerken krijgt. De boete van ongeveer 21 miljoen euro, die de CDU op federaal niveau is opgelegd door Bondsdag-voorzitter Wolfgang Thierse (SPD), en door de partij vooralsnog gerechtelijk wordt betwist, valt nog te overzien. Potentieel schadelijker is dat de Duitse bevolking via de berichtgeving over het proces zal worden herinnerd aan de manier waarop de vroegere penningmeester van Hessen, de prinselijke Casimir zu Sayn-Wittgenstein, reageerde op vermoedens van de pers in 1999, dat de Hessische CDU geld uit Zwitserland ontving. Volgens Wittgenstein betrof het hier "nalatenschappen" van CDU-gezinde "joodse emigranten" uit Duitsland. Vermoedelijk hoopte Wittgenstein de speurders naar het CDU-geld zo af te schudden: niemand zou het immers in zijn hoofd durven halen te beweren, dat politici zover zouden gaan om het juist in Duitsland zo gevoelige thema van joodse tegoeden te misbruiken voor politieke doeleinden. Wel dus. En de - zacht gezegd - weinig smakelijke handelwijze van Wittgenstein zal de komende weken weer uitgebreid ter sprake komen tijdens het proces. De voormalige penningmeester staat namelijk naast Kanther in de beklaagdenbank.
Hoewel de gehele CDU schade ondervindt van deze affaire, loopt de christen-democratische minister-president van Hessen, Roland Koch, extra gevaar. Een van de vragen waar het proces antwoord op moet geven, luidt: wat wist Koch? Nadat Koch in 1999 de deelstaatverkiezingen in Hessen had gewonnen en als minister-president was aangetreden, bleek dat anderhalf miljoen euro uit zijn verkiezingskas afkomstig was geweest van de Zwitserse rekeningen. Koch heeft altijd beweerd van niets te hebben geweten, maar feit is dat hij in 2000 loog toen hij zei dat hij zeker wist dat de herkomst van al zijn gelden traceerbaar was. In 1998 was hij al op de hoogte van onbekende giften aan zijn partij. In ieder geval ging hij niet op onderzoek uit; of hij ook wist van het bestaan van het buitenlandse kapitaal, is niet zeker. De openbaar aanklager heeft geen aanklacht tegen Koch ingediend. Wel moet de minister-president binnenkort opdraven als getuige - ook niet goed voor het imago. Politieke tegenstanders van Koch - met name de Hessische SPD - hopen op een sensatie: dat Kanther of Wittgenstein tijdens het proces zullen beweren dat Koch destijds wel degelijk bij de operatie betrokken was. Dat zou de positie van Roland Koch nauwelijks houdbaar maken.
Reacties
Geen reacties aanwezig