Een beschavingsoffensief
Gastcolumn

Columns - 26 februari 2002

van Annemieke Hendriks, Amsterdam

Amper had de trein het voormalig Oost-Duitse grondgebied verlaten of het ging fout. Tot Kassel had een gemoedelijke chaos geheerst rond de tafel in de rookcoupé. Koffers die te zwaar waren om boven je uit te tillen en tassen die bij de hand moesten zijn, hadden we, drie vrouwelijke Ossis en ikzelf, op de stoelen rondom ons uitgestald. Er was een paar keer iemand bij gekomen, en dan maakten we ruimte voordat de nieuweling ook maar een blik of woord had hoeven vuilmaken. Zo ging het sinds ik vier uur geleden in Erfurt, Thüringen was ingestapt. En zo was het mogelijk al vele uren langer gegaan. De trein was heel vroeg vertrokken uit Hanzestad Stralsund aan de Oostzee en had Berlijn en Magdeburg al aangedaan.

"Zo doen wij dat hier dus niet!" Wij schrikken op van ons lezen, puzzelen en dutten. In Kassel, het eerste station in 'West', was hij ingestapt, een vadsige Duitser, die blijkbaar al enige tijd vanaf zijn uitklapstoeltje op onze aandacht had zitten wachten. "Wij plaatsen geen tassen op de stoelen!" Wij kijken elkaar verbaasd aan. Wil hij bij ons zitten? De oudste van ons, een Ossi van rond de vijftig in zakenreiskostuum, kijkt hem doordringend aan. "U had enkel kenbaar hoeven maken dat u rond de tafel wilde zitten", zegt ze. De tweede vrouw, gekleed in campingsmoking en met een uitgezakt permanent dat haar zeker tien jaar ouder maakt, rookt onaangedaan door. De derde, een meisje van rond de twintig, studententype, kijkt de man bevreesd aan en haalt haar tassen van de stoel. De man komt tussen haar en mij in zitten. Ik werp hem een boze blik toe.

Nu de beschaving haar intrede heeft gedaan in de coupé, trekt de man een halve liter bier open en gaat ons om de beurt toelachen. Elk van ons gaat onwillekeurig DDR'tje spelen: wegkijken. Vooral geen contact maken met die representant van een andere wereld, want daar krijg je gesodemieter mee. Dan maar als sociaal gestoord worden beschouwd, dan maar het stigma krijgen van achterlijke arbeidster of boerin die zich veertig jaar op de kop liet zitten, die gefopt werd met de illusie dat in dit tijdperk een geciviliseerde staat nog arbeiders en boeren nodig zou hebben. Die van drüben lagen immers op Spaanse stranden terwijl die van 'onze' DDR zich rot verveelden in fabriek of op kolchoze. Vreselijk, tot zo'n staat te worden gerekend. Maar alles is beter dan deze representant van het Herrenvolk met zijn te fijne Italiaanse schoenen aan zijn grove, naar buiten hellende voeten te moeten aankijken.

Daar vraagt onze man uit Kassel of hij koffie voor ons zal halen. Voor het meisje en voor mij. Hij straalt. Jawel, gulle oom zal de inboorlingen wel eens even de geneugten van Mitropa doen kennen. Nou, wij kennen Mitropa langer dan hij. "Nee, dank u", zegt het meisje en ze trekt zo snel ze kan een blikje fris open. Ik schud slechts nee en mijd oogcontact. Ik ga zelf koffie halen. Hij komt me achterna, ik zoek snel een plaats in de restauratiewagen en spreid de Sächsische Zeitung over het hele tafeltje uit.

Een half uur later is de man, met twee blikken bier voor zich, in een geanimeerd gesprek gewikkeld met de vrouw in zakenkostuum. Dat wil zeggen: hij houdt een monoloog over de ellende in het Oosten waaruit op te maken valt dat zij zo stom was te vertellen dat ze al om halfvijf van huis had gemoeten. "Wij gaan dat veranderen", zegt de man. "Maar jullie moeten niet denken dat dat allemaal zomaar gaat. Jullie moeten er zelf ook wat voor doen!"  Waarom brengt ze nu niet in dat het openbaar vervoer vóór de Wende juist uitstekend was in de DDR? Dat er elk jaar minder bus- en treinverbindingen over zijn? Nee, ze is niet gek. Ze weet vast hoe het gesprek dan verder gaat. Of ze hem en de zijnen niet al genoeg kosten en dat wat meer dankbaarheid wel op plaats zou zijn... Dat verhaal krijgt ze nu overigens ook op haar bord, terwijl hij bij wijze van ontwikkelingshulp aan de twee andere vrouwen en aan mij, allen flinke rokers, vuurtjes opdringt. Ik probeer een halfuur niet te roken. Heb dan plots, in een fractie, sigaret en aansteker bij elkaar maar zijn hand zit er al tussen.

Een uur westwaarts van Kassel hebben de meeste Ossi's de trein verlaten. Het meisje heeft pech. Ze moet helemaal naar Keulen. Daar woont haar vriend. Hoe kon ze in godsnaam zo stom zijn hem dat te vertellen? Dacht ze misschien dat ze zo van hem af zou komen, of dat ze wat minder vaderlijk zou worden toegesproken omdat haar vriend een Wessi is? Met zijn zesde halve liter bier heeft hij zich op haar gestort. Dat wil zeggen: hij praat. En zij luistert warempel. "Hij is namelijk jong van geest", bezweert hij haar, "hij heeft er geen enkel probleem mee dat ze een vriend heeft. In Keulen. Is toch leuk, elkaar af en toe intensief zien. Beter dan elke dag en maar zozo. Heerlijk is dat, vooral als je jong bent. Elkaar begrijpen, elkaar verwennen. Oost en West, prachtig toch? Alles mag hoor, van hem. Als het maar vrijwillig gebeurt. De een houdt nou eenmaal van hard, de ander wil enkel knuffelen."

Het meisje kruipt zo ver mogelijk naar het raam. Maar hij heeft beide ellebogen breed op haar stuk tafel gezet en houdt haar op die manier min of meer gevangen tussen zijn armen. Nu tutoyeert hij haar ook nog: "Je bent zo lekker jong..." Op alles wat hij vertelt knikt ze, met blosjes op de konen. "Wij genieten er ook van, mijn vrouw en ik. Wij leven eigenlijk net zo als jullie. Door de week ben ik in Kassel, in het weekend thuis in Düsseldorf. Je moet elkaar kunnen vertrouwen, maar dat weet jij ook. Ik ben niet nieuwsgierig hoor."

Dat nu is waar. De man uit Kassel heeft het meisje nog niets gevraagd. Wel debiteert hij aan de lopende band veronderstellingen over haar leven. Ze spreekt niks tegen. Ze heeft voor de vrouwelijke rol gekozen: bevestigen, knikken, geïnteresseerd luisteren naar wat hij over haar weet te vertellen. "Ze lijkt namelijk op zijn Ossi-kennis", zegt hij. "Jazeker, hij is goed bevriend met iemand uit de ex-DDR, een vrouw. Ik heb niks tegen de nieuwe Bundesländer."

"Mijn vrouw en ik", gaat hij verder, "het is natuurlijk niet meer zo hartstochtelijk als vroeger. Maar -- het stoort je toch niet dat ik dit zeg - wij hebben respect voor elkaar. Naast elkaar liggen, elkaar diep in de ogen kijken, wat streicheln, dat is toch waar het om gaat. Dan heb je al die hoogstandjes niet nodig. Ik verleid geen jonge meisjes, hoor."   

Het meisje probeert uit alle macht mijn aandacht te trekken. Maar ik schrijf. Ik doe alsof ik notities maak over een artikel uit de Sächsische Zeitung waarachter ik schuil ga, terwijl ik opschrijf wat ik hoor. Bij het buffetwagentje bestelt de man nog twee blikken bier. "Mijn Ossi-kennis is zo'n bijzondere vrouw. Ze heeft haar huis blauw geverfd, omdat er toen bij jullie geen groene verf was. Kijk, dat vertedert me zo. Dat kunnen wij nog leren: dat een huis niet minder is als het blauw is."
Dan klinkt plotseling het meisje, ferm: "Improviseren hebben we wel geleerd." De zin komt als een oorlogsverklaring uit haar mond. "Zeker, je moet altijd open staan voor andere mensen en volkeren", zegt hij in een slok bier, en neemt de draad van zijn monoloog weer op. "Wij nemen tijd voor elkaar, mijn vrouw en ik. We gaan elke maand een weekend samen naar Mallorca..."

Sla toe, denk ik. Jij hebt zichtbaar de betere opleiding, gedraag je daar dan naar, meisje. Laat je niet naar de slachtbank voeren. De Muur staat er al tien jaar niet meer, gedraag je als een Bundesbürgerin. Je hebt toch wel eens gezien hoe de politici elkaar afmaken in de Bundestag? Nou dan, wat grover geschut. Hij is toch al dronken. Zeg dat je wou dat hij nu op Mallorca was, een beetje zat te streicheln met zijn vrouwtje. Die man probeert doordeweeks in Kassel natuurlijk wel naïeve Ossi's te pakken.

De studente blijft hulpeloos zitten luisteren. "Geld speelt geen rol - stoort het je dat ik dat zeg? Nee hè, geld maakt toch niet gelukkig. Jij bent gelukkig, zo meteen ben je bij je vriend in Keulen. Lekker jong, lekker samen. Ik ben verleden jaar op Cuba geweest, voor zaken. Daar tref je op het hele eiland niks communistisch meer aan, hoor. De mensen zijn er prettig westers, lekker uitzinnig. Leuk hoor, moet je beslist eens heen. Ze doen ook helemaal niet zielig. Geld maakt niet gelukkig. Zij hebben hun muziek, de zon, de zee... Ha, Duisburg! Terug in de bewoonde wereld!"

In Duisburg moet ik overstappen. Het meisje schrikt zichtbaar als ik opsta: de coupé is verder inmiddels leeg. Kan ik haar nog helpen? Ik kijk de man aan en zeg: "Dit is toch de meest dooie regio van heel Duitsland. Geef mij Dresden maar, of Erfurt. Daar bruist het tenminste." De man staart me glazig aan. Ik wens hem goede reis en knipoog naar het meisje. Verdomd, ze grijnst.

Omdat drie uur wachten op het station van Duisburg, dat enkel eigentijdse leegte uitstraalt, me te veel is, pak ik de trein naar Emmerich. Daar moet ik twee uur doorbrengen in de oudbruine restauratie. De sloerie die bedient, kiepert een half bord tomatensoep over mijn kleding, de drie habitués aan de bar zijn dronken. En wie nog nooit in Rusland op een openbaar vrouwentoilet is geweest, kan in Emmerich een kijkje gaan nemen. Als je al de sleutel weet te ontfutselen aan de drankzuchtige kelnerin. West-Duitsland - heerst hier de wet van de remmende voorsprong? 

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger