Het antwoord van de politiek
Het pensioenstelsel
Achtergrond - 1 februari 2004
het bruto maandloon moeten stijgen, om de pensioenen stabiel te houden.
Om het pensioenstelsel op lange termijn betaalbaar te houden, bezint de regering zich op de onderstaande maatregelen. De eerste twee daarvan zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de commissie-Rürup, een 26-koppig gezelschap van deskundigen op het terrein van de gezondheidszorg en de economie. Eind augustus heeft zij haar eindrapport gepresenteerd. De regering wil begin 2004 een definitief wetsvoorstel indienen.
- De invoering van een duurzaamheidfactor ('Nachhaltigkeitsfaktor'). Vanaf 2005 moet de inflatiecorrectie van het pensioengeld afhankelijk worden gemaakt van de verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal gepensioneerden. Daalt het percentage werkenden, dan wordt de stijging van het pensioengeld afgeremd.
- De pensioengerechtigde leeftijd voor werklozen moet tussen 2006 en 2008 tot 63 worden verhoogd (feitelijke leeftijd waarop men nu met pensioen gaat: 60,4 jaar). Dat betekent dat iemand die een werkloosheidsuitkering ontvangt, pas later pensioengeld kan krijgen. De SPD wil in 2010 een besluit nemen over een algemene verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 tot 67 jaar.
- Het volgen van minimaal drie jaar onderwijs na het 17de levensjaar wordt niet - zoals nu nog het geval is - door de staat berekend als individuele bijdrage aan het pensioenstelsel gedurende drie jaar. Dat betekent bijvoorbeeld dat een academicus die met pensioen gaat, minder jaren heeft bijgedragen aan het staatspensioen en dus minder pensioengeld ontvangt.
- Een vereenvoudiging van de zogeheten 'Riester-Rente'. Sinds 2002 biedt de overheid belastingvoordeel aan mensen die een pensioenverzekering afsluiten bij een bedrijfspensioenfonds of een private verzekering. Doel is het verminderen van de financiële druk op het staatspensioen. De vereenvoudiging moet het ondermeer mogelijk maken voor een werknemer, om het in een pensioenfonds opgebouwde kapitaal mee te nemen, wanneer hij van werkgever wisselt. In Nederland bestaat deze mogelijkheid reeds. Op dit moment hebben ongeveer vijf miljoen mensen een 'Riester-Rente' afgesloten; drie miljoen op particuliere basis en twee miljoen via een bedrijfsfonds.
Plannen oppositie
Tussen de CDU en zusterpartij CSU bestaat onenigheid over de manier waarop het ouderdomspensioen beschermt dient te worden tegen de vergrijzing en de te varen koers ten opzichte van de maatregelen die de regering wil nemen. De CSU is voorstander van een zogeheten Kinderrente: vanaf 2005 hoeven
ouders per kind 50 euro pensioenpremie minder te betalen; bovendien
ontvangen zij later 130 euro pensioengeld meer dan mensen zonder kinderen.
Vooruitblik
Het is onwaarschijnlijk dat op de lange termijn valt te ontkomen aan een relatieve verhoging van de pensioenpremies enerzijds, en een relatieve verlaging van het pensioengeld anderzijds. Bovendien zal men langer moeten doorwerken en meer eigen verantwoordelijkheid gaan dragen voor de oudedagsvoorziening. Indien de toenemende lasten gelijkmatig worden verdeeld tussen oud en jong, blijft er in Duitsland in zekere zin sprake van 'solidariteit tussen de generaties'.
Reacties
Geen reacties aanwezig