De toekomstige vorm van de EG
‘Ostpolitik’ en uitbreiding EG onder Brandt: 1969-1974
De samenwerking tussen de Europese lidstaten werd in de jaren zestig gekarakteriseerd door crisis en stagnatie. Door de valutacrisis en de Franse politiek van de lege stoel moesten de regeringsleiders nadenken over de toekomstige vorm van de Europese Gemeenschappen (EG). Voor kanselier Brandt was een Europese regering die boven de lidstaten stond en door een parlement gecontroleerd werd het ultieme doel van de Europese samenwerking.
Brandts visie was gericht op de lange termijn en verstrekkend. Al begin jaren zeventig verklaarde hij zich een voorstander van een Europese grondwet.
Bij het aantreden van Brandt bestond de Europese samenwerking uit drie gemeenschappen: de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Deze drie organisaties werkten samen onder één Europees Parlement en Gerechtshof en sinds 1967 ook onder één Europese Commissie en Raad van Ministers. Om al deze instanties op Europees niveau te creëren moesten de lidstaten bevoegdheden overdragen. De EGKS, Euratom en de EEG werden gezamenlijk de Europese Gemeenschappen (EG) genoemd.
Brandt wilde het Europees Parlement meer rechten geven om deze instanties te controleren. Tegelijkertijd zette hij zich in voor een directe verkiezing van het parlement. Volgens Brandt maakte een sterk en direct gekozen parlement de EG democratischer.
De plannen van Brandt konden niet rekenen op steun van de Franse regering. President Pompidou wilde de Europese instanties niet door verdragsveranderingen hervormen. Net als zijn voorganger De Gaulle gaf hij de voorkeur aan samenwerking zonder soevereiniteitsoverdracht. Brandt vond echter dat Europa te weinig slagkracht had als er een crisis uitbrak.
Omdat de Fransen zich tegen een machtsuitbreiding van de EG verzetten koos Brandt voor versterkte samenwerking tussen de regeringen van de lidstaten. Sindsdien ontmoetten de Europese regeringsleiders elkaar minstens twee keer per jaar. Brandt hoopte dat deze ontmoetingen uiteindelijk tot een politieke unie zouden leiden. In 1974 groeiden deze ontmoetingen uit tot de Europese Raad.