Europese Politieke Samenwerking
‘Ostpolitik’ en uitbreiding EG onder Brandt: 1969-1974
Nadat de plannen voor een politieke unie aan het begin van de jaren zestig mislukt waren ontwikkelde de Europese samenwerking zich voornamelijk op economisch gebied. Het vraagstuk van de politieke samenwerking stond voor het eerst weer op de agenda tijdens een Europese top in Den Haag in 1969.
Willy Brandt op bezoek bij president John F. Kennedy in het Witte Huis.
De internationale politiek werd eind jaren zestig gekenmerkt door ontspanning in de relaties tussen de twee belangrijkste grootmachten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Ook de Bondsrepubliek droeg met de Ostpolitik haar steentje bij aan een betere relatie met de landen uit het Warschaupact.
De EG had zich gedurende deze jaren op economisch gebied tot een belangrijke factor in de wereldeconomie ontwikkeld. Ondanks haar economische macht sprak de EG op het gebied van buitenlands beleid niet met een mond. Elke lidstaat voerde zijn eigen buitenlandse politiek. Dat bleek weinig productief omdat de ontwikkeling van de EG ook door ontwikkelingen buiten de Europese grenzen beïnvloed werd. Met een gezamenlijk buitenlands beleid kon de EG beter met de druk van buiten omgaan en haar eigen belangen beter verdedigen.
Tijdens de conferentie in Den Haag besloten de Europese regeringsleiders tot de Europese Politieke Samenwerking (EPS). Sindsdien ontmoetten de ministers van Buitenlandse Zaken van de verschillende lidstaten elkaar met regelmaat. Samen moesten zij gemeenschappelijke standpunten omtrent de buitenlandse politiek proberen te formuleren. Kanselier Brandt zag dit overleg als een eerste stap op weg naar een federale Europese staat. De EPS bleef onafhankelijk van de EG, het werd geen nieuwe instantie op Europees niveau. Het bleef een intergouvernementeel orgaan, een overlegorgaan voor de regeringen van de lidstaten die hun soevereiniteit op het gebied van buitenlandse politiek behielden.