Naar de top
Terugkeer van de gouden jaren, 1990-2010
In de jaren negentig overheersten in Duitsland de amusementsfilms. Maar critici begonnen meer en meer te verlangen naar kritische films die kanttekeningen plaatsen bij het moderne leven. Zij werden op hun wenken bediend.
Acteur Sebastian Koch, regisseur Florian Henckel von Donnersmarck, producent Quirin Berg en acteur Ulrich Mühe met hun Oscar.
Financieel gezien floreerde de Duitse film in de tweede helft van de jaren negentig. De nieuwe federale regering van Groenen en sociaaldemocraten presenteerde in 1999 een nieuwe filmsubsidiewet die de Duitse film een betere concurrentiepositie moest geven. De staat stelde meer geld beschikbaar en filmmakers konden makkelijker aanspraak maken op dat geld.
Nog meer miljoenen kwamen beschikbaar doordat de commerciële tv-zenders akkoord gingen met een vaste bijdrage aan de filmsubsidie. In 2003 volgde een verhoging van het subsidiebudget met vele miljoenen. Door de gestegen populariteit van de Duitse film konden productiemaatschappijen bovendien zelfs winst maken en de winst in nieuwe projecten investeren.
Na de eeuwwisseling verschoof het zwaartepunt van de Duitse film van genrefilms zoals thrillers en komedies naar films die maatschappelijk relevant waren. In het nieuwe millennium vielen Duitse films opeens opvallend vaak in de prijzen. Zo waren er Oscars voor ‘Nirgendwo in Afrika’ (2001) van Caroline Link en ‘Das Leben der Anderen’ (2006) van Florian Henckel von Donnersmarck.
Ook bij de jaarlijkse uitreiking van de European Film Awards viel de Duitse film in de smaak. In 2003, 2004 en 2006 werd een Duitse film uitgeroepen tot Beste Europese Film. Het ging respectievelijk om ‘Good Bye, Lenin!’ van Wolfgang Becker, ‘Gegen die Wand’ van Fatih Akin en het DDR-spionagedrama ‘Das Leben der Anderen’.
Daniel Brühl en Julia Jentsch werden in dezelfde periode uitgeroepen tot Beste Europese Acteur voor ‘Good Bye, Lenin!’ en Beste Europese Actrice voor ‘Sophie Scholl, die letzten Tage’.