Europese integratie en chequeboekdiplomatie
Kohl en de erfenis van de eenwording 1991-1998
Het idee van een verenigd Duitsland kon niet in heel Europa op sympathie rekenen. Met name de Britse premier Thatcher was bang dat nationalisme weer de kop op zou steken. Ook de Nederlandse minister-president Lubbers was sceptisch. Bondskanselier Kohl probeerde door een terughoudende opstelling de vrees te temperen. Behalve op het gebied van Europese integratie, daarin nam Duitsland samen met Frankrijk de leiding.
Kohl zag Europese integratie als het enige passende antwoord op de eenwording van Duitsland. De vereniging van Duitsland bracht de onderhandelingen over de euro in een stroomversnelling. Samen met de Franse president Mitterand nam Kohl het initiatief voor de invoering van de euro in 2002 en de oprichting van de Europese Unie, die in 1992 in het verdrag van Maastricht werden vastgelegd.
Op een ander punt handelde Duitsland verrassend eigenmachtig: in december 1991 erkende de Bondsregering de Joegoslavische deelrepublieken Slovenië en Kroatië als zelfstandige staten – zonder overleg en tegen de wens van Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, de VS en de Verenigde Naties. Kohl en zijn minister van Buitenlandse Zaken Genscher vonden dat beide landen, net als Duitsland zelf, recht hadden op zelfbeschikking. De besluitvorming van de andere Europese landen vonden ze te traag. Waarschuwingen dat door die erkenning de oorlog in Joegoslavië zich zou uitbreiden naar Bosnië – wat ook gebeurde – sloeg Duitsland in de wind. Het werd de Bondsregering door de andere landen nog lang nagedragen.
Op andere terreinen stelde Duitsland zich wel terughoudend op. De uit de oude Bondsrepubliek bekende ‘chequeboek-diplomatie’ bleef leidend. Dat betekende tijdens de Golfoorlog in 1991 dat de Bondsregering de Verenigde Staten steunde met geld en materiaal, maar niet met soldaten. Bij de bondgenoten leidde dat in toenemende mate tot ergernis. Van het nu grote Duitsland in het centrum van Europa werd een grotere internationale rol verwacht.
Toen een bloedige oorlog uitbrak in het voormalige Joegoslavië, groeide de druk op Duitsland. De inzet van Duitse militairen buiten het grondgebied van de NAVO was niet alleen in de samenleving omstreden, het was ook de vraag of de grondwet dat toeliet. Het Constitutioneel Hof keurde de inzet van militairen in 1994 goed zolang die bijdroeg aan een vreedzame en duurzame orde in Europa en de wereld. Daarnaast moest de regering voor militaire missies toestemming aan de Bondsdag vragen. Sindsdien hebben duizenden Duitse militairen aan vredesmissies deelgenomen, in het voormalige Joegoslavië, maar bijvoorbeeld ook in Somalië en Afghanistan.
Met het verdwijnen van het IJzeren Gordijn verviel ook de taak van de NAVO in Duitsland om het communistische gevaar uit de Sovjet-Unie tegen te houden. Na het vertrek van de laatste Russische troepen op Duits grondgebied in 1994, verlieten later dat jaar ook de westerse militairen Berlijn.