Duitsland na 1990:

Kosovo, Afghanistan en Irak
Schröder en het rood-groene experiment 1998-2005

De deelname aan de NAVO-luchtaanvallen op Servië in maart 1999 was de eerste Duitse militaire inzet sinds de Tweede Wereldoorlog. De NAVO wilde door bombardementen de Servische president Milošević dwingen het geweld tegen etnische minderheden in Kosovo te stoppen. Tot dan toe had Duitsland slechts met bijvoorbeeld humanitaire hulp aan vredesmissies meegewerkt.

Kosovo, Afghanistan en Irak
© dpa/picture-alliance
Grünen-leider Fischer krijgt een verfbom naar zijn hoofd als hij op een partijcongres de missie in Joegoslavië verdedigt.

Een grote meerderheid van de Duitse bevolking steunde de aanvallen op het voormalige Joegoslavië in maart 1999. Toch leidde de Duitse deelname aan de Kosovo-oorlog tot hevige debatten. Vooral minister van Buitenlandse Zaken Fischer had moeite om dit aan zijn partij, Bündnis 90/Die Grünen, uit te leggen. Veel partijleden vonden dat het Duitse leger, met het oog op het nationaal-socialistische verleden, nooit meer aan gevechten mocht deelnemen. Volgens Fischer was een Duitse deelname juist noodzakelijk om een herhaling van misdaden zoals die in de Tweede Wereldoorlog werden gepleegd, te voorkomen.

Door de terreuraanslagen van Al Qaida op 11 september 2001 in de Verenigde Staten kwam de internationale politiek in het teken van de strijd tegen het terrorisme te staan. De VS vielen tijden operatie ‘Enduring Freedom’ de Taliban in Afghanistan aan. Duitsland nam met bijna 4000 soldaten aan de operatie deel, maar de parlementaire steun voor gevechtsmissies nam af. Schröder zette SPD en Groenen onder druk door de vertrouwensvraag te stellen, beide partijen stemden schoorvoetend toe.

Het volgende doel van de VS was Irak. Schröder liet de Amerikaanse president Bush weten dat voor een inval in Irak dezelfde voorwaarden als voor Afghanistan golden: een duidelijke link met het terrorisme en toestemming van de Verenigde Naties. Ondertussen deed de rood-groene coalitie het erg slecht in de peilingen en Schröder wist dat hij voor een nieuwe gevechtsmissie steun bij de oppositie moest zoeken. Hij maakte de kwestie-Irak tot inzet van de verkiezingen van 2002 en liet de VS weten dat Duitsland “voor avontuur niet beschikbaar was”. 

Schröder won de verkiezingen van 2002. In Duitsland was veel weerstand tegen een oorlog in Irak, in Berlijn gingen in februari 2003 een half miljoen Duitsers de straat op om te protesteren. Maar internationaal raakte Duitsland geïsoleerd. De VS namen Schröder zijn weigering lang kwalijk en ook in Europa wekte het Duitse standpunt argwaan. Later verklaarde Duitsland zich wel bereid te helpen bij de opbouw van Irak en de opleiding van Iraakse militairen en politieagenten.

Schröder voerde ook op andere vlakken een eigengereidere buitenlandse politiek. Zo haalde Duitsland de banden met Rusland aan, mede ingegeven door de Duitse afhankelijkheid van Russisch gas. Schröder en de Russische president Poetin verbond ook een persoonlijke vriendschap. Overigens werd Schröder direct na zijn kanselierschap voorzitter van de Raad van Toezicht van het Russische consortium dat de gaspijplijn Nord Stream van Rusland naar Duitsland bouwde. Dat project hadden Schröder en Poetin samen in gang gezet. De verontwaardiging daarover was groot: het wekte de schijn van belangenverstrengeling, vonden veel Duitsers, en Schröder schaadde daarmee het aanzien van de Duitse politiek.


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger