‘De Holocaust moet nooit gewoon worden’
Historicus Saul Friedländer spreekt in Amsterdam

Achtergrond - 26 september 2007

(26 september 2007) De joodse historicus Saul Friedländer is één van de spraakmakendste kenners van de Holocaust. De professor is een vriendelijke en voorkomende man, maar zijn boodschap is scherp. “Dat de elites zo weinig voor de joden hebben gedaan, blijft onbegrijpelijk.”

De zaal is goed gevuld voor de lezing van de gerenommeerde historicus Friedländer, die in het land is om de Nederlandse vertaling van zijn nieuwste boek te promoten. De hele culturele elite van Amsterdam lijkt te zijn afgekomen op deze aflevering van de reeks ‘Eigentijdse historici in debat’.

Saul Friedländer is een grijze man met een vriendelijk, rond gezicht, die door zijn reputatie en beheerste voorkomen direct respect afdwingt. Hij begint zijn betoog met een anekdote over de laatste joodse student aan de UvA tijdens de oorlog, David Moffie. “Er is een foto van de ceremonie waarop Moffie zijn geneeskundebul ontvangt, geflankeerd door zijn promotoren, familie en vrienden op de achtergrond.”

Uit zo’n foto kan je heel veel opmaken, zegt de grijze professor, die Engels spreekt met een sterk Duits-Israëlisch accent. “Zo is het eigenaardig dat de foto op 18 september 1942 werd genomen: toen was het al verboden voor joden om aan de universiteit te studeren. Het geval wil echter dat deze vrijdag de laatste dag van het academische jaar 1941/1942 was. De professoren probeerden de kalender van de bezetter zo een beetje te omzeilen. Een vorm van stil verzet die aan de Nederlandse universiteiten wijdverspreid was.” Verder kun je bedenken dat Moffie een vrijgeleide van de Joodse Raad moet hebben gekregen om de deportaties, die in juli waren begonnen, te ontkomen.

Geen bijverschijnsel

Anekdotes als deze over David Moffie maken onlosmakelijk deel uit van het werk van Friedländer, die in 1932 werd geboren in Praag als zoon van Duitssprekende joden. Hij streeft naar het schrijven van een ‘geïntegreerde geschiedenis’. Op het idee kwam hij door een conflict eind jaren tachtig met de Duitse historicus Martin Broszat over de geschiedschrijving van het Derde Rijk. Deze periode moest volgens Broszat, toen directeur van het Institut für Zeitgeschichte in München, behandeld worden als alle andere. De meeste mensen gingen in het Derde Rijk namelijk door met hun gewone leven. Broszat vond dat de herinnering van de joodse overlevenden en hun nabestaanden van het nodige ‘historiseren’ afleidt, het is een soort “mythische herinnering” die objectiviteit in de weg staat.

In de aula van de UvA, de oude Lutherse kerk aan het Singel, legt Friedländer uit waarom de nazitijd géén gewone periode was. “De Holocaust was geen bijverschijnsel van andere nationaalsocialistische doelen als de kolonisatie van Oost-Europa of het bestelen van de joodse bevolking. Waarom zou Hitler de joden anders vermoorden, nadat hij hen al beroofd had? Waarom werden de joden van Denemarken en Rome in de herfst van 1943 nog gedeporteerd, terwijl dit voor onrust zorgde onder de Deense bevolking en zelfs op verzet van de paus stuitte?” Blijkbaar was het vermoorden van de joden een doel dat belangrijker was dan alle andere, zegt Friedländer gedecideerd.

Dagboeken en brieven

De geschiedenis van de joden in nazi-Duitsland is dus juist zeer belangrijk. En deze moet op een waardige manier worden verteld, aldus Friedländer, die de oorlog kon overleven omdat zijn ouders hem verstopten in een katholiek internaat in Frankrijk. Zelf werden ze vergast in Auschwitz. “In andere ‘Gesamtdarstellungen’ van het Derde Rijk waren de joden slechts opgenomen als statistiek. Maar juist het verhaal van het individu moet verteld worden. Er moet een bewustzijn komen over wat de anti-joodse maatregelen nu eigenlijk betekenden.” Bedenk bijvoorbeeld dat de meeste joodse mensen op de foto van Moffie de oorlog niet overleefd hebben.

Juist door het vertellen van zulke persoonlijke verhalen zet Friedländer zijn betoog in zijn magnum opus ‘Nazi Germany and the Jews’ én in de lezing kracht bij. “Dagboeken en brieven zijn de meest directe vorm van geschiedenis, ze zijn niet vooringenomen.” Inderdaad maakt het gebruik van deze en andere fragmenten het verhaal van Friedländer zeer indringend. Als hij vertelt over de brief van een vrouw uit Stanislawow, Galicië, die beschrijft hoe een groep joden door Duitse commando’s met blote handen is afgemaakt, lopen de rillingen je over de rug. Dit is ook Friedländers bedoeling: het is goed dat het verhaal van de Holocaust ongeloof blijft opwekken, dat het onbegrijpelijk blijft. “Het moet nooit een ‘gewone’ geschiedenis worden.”

Onbegrijpelijk

De Holocaust is nog op een andere manier onbegrijpelijk, betoogt Friedländer. Er is veel bekend door documenten van de Sicherheitsdienst en –polizei. Zij hielden nauwkeurig bij wat bewoners in dorpen en steden zeiden over degenen die net gedeporteerd waren. Niemand scheen te geloven dat ze snel terug zouden komen. Vanaf het begin waren er berichten over het lot van de joden: soldaten aan het oostfront duidden het wel eens aan in brieven naar huis, het Poolse verzet waarschuwde al heel vroeg. Het was bekend dat de joden gevaar liepen, of men nu wist dat er vernietigingskampen bestonden of niet. Maar protesteerde iemand?

“Dat is het andere onbegrijpelijke aan deze geschiedenis. Er werd ontstellend weinig gedaan”, aldus Friedlander. “Vooral de rol van de elites is in dit geval laakbaar. De naar Zweden gevluchte kernfysica Lise Meitner schreef aan voormalig collega, chemicus Otto Hahn: waarom hebben jullie niet geprotesteerd?” Friedländer spaart de joden zelf ook niet: onder hen was er verbazingwekkend weinig solidariteit en dus was een gezamenlijk protest ook hier niet mogelijk.

De enige tegenstander

De meest laakbare rol speelden echter de religieuze leiders. Zowel de katholieke als de protestante kerk protesteerde slechts tegen de deportatie van joden die zich tot het christendom bekeerd hadden. Toen bleek dat dit niets uithaalde, zwegen ze. De professor besluit zijn harde boodschap met uiterlijk grote kalmte: “Zo hadden de nazi’s haarfijn door dat ze van de enige tegenstander die een krachtig protest had kunnen vormen, niets te duchten hadden.”

Dat de politieke, religieuze en culturele elites niet meer verzet hebben geleverd, blijft volgens Friedländer onbegrijpelijk. Een hard en bijzonder wrang oordeel. Dat de professor tamelijk mild blijft over het gedrag van de Nederlanders, maakt het gevoel van de toehoorder niet minder ongemakkelijk.

Karen Bos is medewerker van het Duitslandweb.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger