Wanneer de getuigen zullen zijn verdwenen
Opinie
Achtergrond - 26 april 2005
(26 april 2005) Zestig jaar na het einde van Hitlers Derde Rijk is het niet moeilijk uit te rekenen hoe oud de mensen moeten zijn die het hebben meegemaakt. Heel oud. En zij zijn steeds minder talrijk. Al jaren woedt daarom in Nederland een discussie over hoe op 4 en 5 mei herdacht moet worden. Wat moeten we met de herdenking van oorlog en bevrijding wanneer degenen die erbij waren steeds verder in de minderheid raken? Wat herdenken we? Wie herdenken we? Wie of wat niet? Welke benadering is te breed? Welke te smal? Wat doen we, kortom, wanneer de levende herinnering verdwijnt?
In de wetenschap houdt men zich uitgebreid bezig met vragen naar herinnering en herdenking. Om uit de impasse te raken die de beleidsmakers en belangenbehartigers in zijn greep houdt, kan wetenschappelijke literatuur wellicht inzicht verschaffen. De vraag ‘Wat moeten we doen wanneer de ooggetuige uitsterft?’ verandert dan in de vraag naar de manieren waarop getuigen de afgelopen decennia een rol hebben gespeeld in de collectieve herinnering aan de oorlog.
Eichmannproces
Het ligt hierbij het meest voor de hand te kijken naar de positie van overlevenden van de holocaust. De opkomst van de holocaustoverlevende als getuige was niet vanzelfsprekend. In de jaren veertig en vijftig bestond feitelijk niet iets als een ‘collectieve joodse herinnering’ aan de oorlog. De herinnering werd geconstrueerd via familieverhalen. Het proces tegen Adolf Eichmann in 1961 in Israël bracht hier verandering in. Het markeerde de overgang naar een collectieve herinnering aan de shoah en maakte de herinnering aan de genocide een fundamenteel onderdeel van de joodse identiteit. Dit was niet toevallig. De openbare aanklager, Gideon Hausner, had dit om allerlei redenen ook precies tot doel: de wereld moest de gruwelen horen en zich schamen.
In dit bestek is het niet zo interessant om te bekijken of Hausner nu wel of niet allerlei propagandistische bedoelingen had. Veel interessanter is het om na te gaan op welke manier hij meende dat de boodschap het beste zou kunnen worden overgebracht. Hausner besloot om het proces anders aan te pakken dan in Neurenberg vlak na de oorlog was gedaan. In plaats van alleen bewijsvoering op basis van documenten, koos hij er voor om een belangrijke plaats in te ruimen voor verslagen van ooggetuigen. Eichmann had met gemak op basis van schriftelijk bewijs kunnen worden veroordeeld, maar Hausner geloofde dat juist het presenteren van de persoonlijke verhalen over de gruwelen van de shoah de wereld zou kunnen tonen waar het werkelijk om ging.
De getuigen die in 1961 hun verhaal kwamen doen, deden dat dus op uitnodiging van Hausner. Het was hun rol om ooggetuigenverslagen te geven en daarmee het ultieme bewijs te leveren voor de misdadigheid van het Derde Rijk. Lang niet iedere overlevende zat daar op te wachten: hadden zij al de wens gehad over hun gruwelijke herinneringen te spreken, dan waren zij de voorgaande jaren veelal op ongeloof gestuit. Velen zwegen daarom liever.
Zichtbaarheid
Na het Eichmannproces begon het tijdperk van de getuige. De wereld was inderdaad wakker geschud. In de jaren zeventig ontstond het ene na het andere initiatief om de herinneringen van overlevenden vast te leggen. Meer en meer kregen overlevenden van de holocaust daar zelf ook behoefte aan: het spreken voor de camera gaf hen het gevoel dat hun ervaring eindelijk werd erkend. Hoe meer deze ervaring in de openbaarheid kwam, hoe meer het de overlevenden hielp om een sociale identiteit te vormen: om jezelf te kunnen lokaliseren in de wereld - een identiteit te hebben - is zichtbaarheid noodzakelijk. Deze zichtbaarheid werd in de jaren na het Eichmannproces meer en meer geboden.
De verzamelingen van getuigenissen van survivors zijn legio, waarbij die van Steven Spielberg één van de bekendste is. Vanwaar eigenlijk die belangstelling? Waarom worden hier kosten noch moeite gespaard? De eerste reden is natuurlijk voor de hand liggend: voor latere onderzoekers wordt zo een enorme database aangelegd met materiaal dat anders verloren zou gaan. Maar de achterliggende reden wordt nog steeds niet beantwoord: waarom is juist dit materiaal zo belangrijk voor ons?
Intimiteit
Annette Wieviorka, historica in Parijs, noemt als een belangrijke reden dat men verlangt om de individuele overlevende uit de massa op te lichten en aan de ‘gewone mensen’ een podium te geven. Dit geeft bij de toeschouwer namelijk een gevoel van intimiteit. Volgens de sociologe Dominique Mehl verwijst dit verlangen naar intimiteit zelfs naar de crisis of expertise en het ter discussie stellen van de kwaliteiten van wetenschappers en specialisten: wanneer een overlevende van de Holocaust in het klaslokaal zijn verhaal komt doen, geeft de leraar aan dat hij niet in staat is de leerlingen het wezenlijke van het verhaal over de genocide te vertellen. In plaats van een geschreven of gesproken verhaal, kiest hij een discours dat gebaseerd is op emoties en de fysieke aanwezigheid van de getuige.
De Amerikaanse socioloog Richard Sennett vat deze tendens samen als de 'ideology of intimacy': sociale relaties zijn alleen nog echt en geloofwaardig wanneer ze in de individuele psychologie worden geplaatst. Zo veranderen alle politieke categorieën in psychologische. En dat laatste heeft ver strekkende gevolgen voor de boodschap die de getuige uitdraagt: op basis van de individuele ervaring wordt tegelijkertijd ook altijd een bredere boodschap verkondigd: tegen een wederopleving van het fascisme in Duitsland, tegen neo-nazis in het algemeen, tegen racisme, etcetera. Deze boodschap verandert met de tijd en krijgt door de koppeling aan het individuele verhaal een schijn van objectieve waarheid. Impliciet bepalen psychologische - emotionele - categorieën zo de politieke conclusie, in plaats van dat dit via politieke discussie gebeurt.
Belichaming
Naast de broze scheidslijn tussen het psychologische en het politieke, valt bij deze analyse van de rol van de getuige nog iets op: anders dan tijdens het Eichmannproces, vervult de overlevende in de schoolklas, de documentaire of de database niet meer de rol van ooggetuige in de juridische zin van het woord. Hij hoeft niet meer te getuigen om bewijs te leveren voor een veroordeling. Het is niet de rechter, maar de maatschappij die zijn getuigenis verlangt. Dit betekent dat de getuige een hele andere status heeft verkregen. Anders dan de ooggetuige in een proces, kan de getuige van nu zijn ervaring als het ware doorgeven aan de volgende generaties. De getuige is, met andere woorden, niet zozeer de drager van bepaalde kennis, maar de belichaming van een bepaalde ervaring.
Wieviorka geeft een verhelderend voorbeeld. "Sinds het einde van het IJzeren Gordijn", schrijft zij, "is het gemakkelijker geworden om een bezoek te brengen aan Auschwitz. Vaak treffen de bezoekers daar een Holocaustoverlevende die optreedt als gids. Door de aanwezigheid op de plaats zelf en de ontmoeting met een overlevende wordt de shoah een ervaring in de echte wereld. Deze ervaring is het cruciale element: de getuige is geworden als de vroege apostelen die het evangelie naar het volk kwamen brengen. De mensen die toestromen, de volgende generaties, luisteren naar de getuigenis en worden door de ervaring zelf tot getuigen: zij worden apostelen van een verhaal dat ze zelf verder kunnen vertellen wanneer de eerste getuigen zijn overleden."
Wanneer we hierover nadenken bij het herdenken van de Tweede Wereldoorlog, wordt dus duidelijk dat de overlevenden in onze collectieve herinnering een heel andere rol spelen dan slechts die van drager van kennis over die periode. Door de nadruk op het intieme en de ervaring in de hedendaagse manier van omgaan met deze getuigen ontstaan telkens nieuwe generaties ‘getuigen’. We kunnen dus beter niet eindeloos nadenken over of we ‘de slachtoffers van onderdrukking’ in het algemeen moeten herdenken of alleen de slachtoffers van de nazi’s. Veel zinniger lijkt het na te denken over wat het betekent dat door de positie die we aan getuigenissen en ervaringen toekennen de in essentie politieke boodschap wordt overgebracht als een emotionele. Als de herdenking van de Tweede Wereldoorlog ons echt serieus is zouden we al die verhullende nadruk op de individuele emotie met wat meer voorzichtigheid tegemoet moeten treden.
Ismee Tames maakt deel uit van het Graduiertenkolleg van het Duitsland Instituut Amsterdam. Zij promoveert op het Nederlandse politiek-culturele debat over Duitsland in de Eerste Wereldoorlog.
Reacties
Geen reacties aanwezig