
Herdenken met de Duitsers?
1995: Een bezoek van kanselier Kohl aan Rotterdam
Achtergrond - 1 mei 2025
- Auteur:
Lynn Stroo
Moeten we de Tweede Wereldoorlog herdenken met Duitse gasten of juist niet? Die vraag leidt al decennialang tot debat. Er stond nog nooit een Duitse vertegenwoordiger op de Dam, maar Duitsers spelen wel steeds vaker een rol op 4 en 5 mei. In 1995, toen Nederland zich opmaakte voor de vijftigste herdenking van de oorlog, was dat nog ondenkbaar. Toen de Duitse bondskanselier Helmut Kohl uiteindelijk toch in mei naar Nederland kwam, werd de verandering in gang gezet.
Op 22 mei 1995, bijna precies 55 jaar nadat de binnenstad van Rotterdam door Duitse bommenwerpers in de as was gelegd, stond bondskanselier Kohl bij het Rotterdamse monument De Verwoeste Stad. De zon scheen op Plein 1940 en er was veel pers aanwezig. Kohl plaatste een grote bloemenkrans voor het iconische standbeeld van Ossip Zadkine. Het bronzen mensfiguur heeft een gat in zijn borst. Het symboliseert het hart van Rotterdam dat bij het bombardement op 14 mei 1940 uit de stad is gerukt. De bondskanselier fatsoeneerde de linten in de Duitse driekleur en liep terug. Een tijd lang stond hij daar in stilte, met naast zich de burgemeester van Rotterdam Bram Peper en premier Wim Kok.
Aan de plechtigheid in Rotterdam waren felle debatten voorafgegaan. Het televisiecommentaar tijdens het bezoek van Kohl aan Rotterdam verraadde dat de Nederlandse stemming in 1995 ten opzichte van Duitsland niet positief was. ‘50 jaar na de oorlog gaat het nog vaak over “die rotmoffen van wie we onze fiets terug willen hebben”’, stelde NOS-presentator Joop van Zijl. De relatie tussen Nederland en Duitsland was begin jaren 90 inderdaad gespannen. Dat had meerdere redenen. Om te beginnen had toenmalig premier Ruud Lubbers na de val van de Muur openlijk twijfels geuit over een snelle hereniging van Duitsland. Een tweede factor was een onderzoek van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael in maart 1993. Uit de enquête, gehouden onder Nederlandse jongeren, bleek dat zij een bijzonder slecht beeld hadden van Duitsland. Veel van hen vonden Duitsland oorlogszuchtig en overheersend. De slechte resultaten ontgingen de Duitse media niet.
Wat ook niet goed viel bij de Duitsers was dat in 1993 ruim een miljoen Nederlanders meedeed aan de briefkaartenactie ‘Ik ben woedend’. Dat was een reactie op een extreemrechtse brandaanslag in het Duitse Solingen, waarbij vijf Turkse vrouwen om het leven waren gekomen. De kaarten, die bij de kanselarij van Kohl werden bezorgd, wekten ergernis. Veel Duitsers waren zelf óók woedend over de aanslag, dat hoefden Nederlanders hen niet te vertellen. Omgekeerd werd het Kohl niet in dank afgenomen dat hij in juni 1994 de benoeming van Ruud Lubbers tot voorzitter van de Europese Commissie had geblokkeerd. Kortom: er heerste vooral in de Nederlandse politiek een gevoel dat er iets moest veranderen. Een bekoelde relatie kon de politieke en economische betrekkingen schaden.
Duitse gasten?
Ondertussen kwam de vijftigste herdenking van de Tweede Wereldoorlog in 1995 in zicht. In meerdere Europese landen, waaronder Frankrijk, speelde de vraag of er Duitse vertegenwoordigers uitgenodigd moesten worden. De Koude Oorlog was voorbij, Oost- en West-Duitsland waren in 1990 weer één land geworden en een volwaardig lid van de Europese gemeenschap. Bondskanselier Kohl (CDU) zag het als zijn taak om naast het erkennen van het oorlogsleed door het naziregime ook de nadruk te leggen op de positieve ontwikkelingen die de bondsrepubliek had doorgemaakt. Kohl had graag een uitnodiging ontvangen voor de vijftigste herdenking van D-day, de geallieerde invasie in het Franse Normandië op 6 juni 1944. Maar hoewel daar in 1994 veel buitenlandse gasten bij aanwezig waren, was de bondskanselier niet welkom.
De discussie sloeg over naar Nederland. Historici Maud van de Reijt en Ilse Raaijmakers schrijven in hun boeken Zestig jaar herrie om twee minuten stilte en De stilte en de storm uitvoerig over het nationale debat dat in maart 1994 ontbrandde. Voorstanders van een Duitse aanwezigheid bij de Nederlandse herdenking zagen het als een kans om een verzoenend gebaar naar Duitsland te maken. Bovendien: samen herdenken zou recht doen aan de goede naoorlogse samenwerking tussen Nederland en de bondsrepubliek. Een groot deel van de Nederlandse bevolking van midden jaren 90 had de oorlog niet zelf meegemaakt. De jongere generaties hadden behoefte aan een andere vorm van herdenken, waarin de nadruk niet alleen op de oorlog, maar ook op het heden zou liggen, stelden de voorstanders.
De tegenstanders, met name mensen die de oorlog hadden meegemaakt, gebruiken ditzelfde argument precies andersom. Volgens hen was het vijftig jaar na de oorlog voor veel ooggetuigen uit de Tweede Wereldoorlog de laatste keer dat ze zo’n belangrijke herdenking konden meemaken. Duitse gasten waren daarom niet gewenst, respect voor de gevoelens van slachtoffers moest op 4 en 5 mei vooropstaan. De net aangetreden premier Kok sprak in het najaar van 1994 uit dat er wat hem betreft Duitsers uitgenodigd konden worden voor 5 mei en niet voor dodenherdenking op 4 mei. Maar omdat het om een uiterst gevoelige kwestie ging, moest eerst met alle betrokken partijen worden gesproken, aldus Kok. De belangrijkste partner was het Nationaal Comité 4 en 5 mei, die formeel over het uitnodigingsbeleid gaat.
Staatsbezoek als compromis
De emotionele bezwaren van de oorlogsbetrokkenen wogen uiteindelijk het zwaarst. Wel bood Kok Kohl een staatsbezoek aan op 22 en 23 mei. Dat was nog steeds in de lustrummaand, maar op veilige afstand van 4 en 5 mei.
Naast de kranslegging op Plein 1940 hield Kohl een rede op de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij erkende het oorlogsleed dat de stad en heel Nederland was aangedaan. Tegelijkertijd moesten Nederland en Duitsland wat hem betreft gezamenlijk bouwen aan een stevig en veilig Europa. Kohl nodigde de studenten van harte uit om in Duitsland te komen studeren om een eigen mening over het buurland te vormen.
Misschien was Kohl de juiste man op het juiste moment, want na zijn bezoek in 1995 veranderde veel. Ook het Nationaal Comité besloot een jaar later een feestelijke nationale bijeenkomst op 5 mei in Amsterdam in het leven te roepen, waarvoor buitenlandse gasten werden uitgenodigd. Dat betekende in 1996 dat ook de Duitse ambassadeur aanwezig mocht zijn. Een jaar eerder was zoiets nog onmogelijk gebleken. 4 mei bleef daarentegen een nationale herdenkingsdag, zonder buitenlandse genodigden.
Regionale herdenkingen
Opvallend is dat steeds meer Nederlandse gemeenten vanaf halverwege de jaren 90 wel Duitse vertegenwoordigers uitnodigden voor hun dodenherdenkingen. In eerste instantie gebeurde dat vooral in de grensstreek, maar vanaf 2005 kwamen daar ook gemeenten in bijvoorbeeld Noord- en Zuid-Holland bij, beschrijft Van de Reijt. Daarin kregen Duitse vertegenwoordigers geleidelijk aan meer taken, zoals het leggen van kransen of het houden van een toespraak. Zo spreekt in Roermond dit jaar voor het eerst de Duitse burgemeester van Mönchengladbach op 4 mei.
De discussie over Duitsers op dodenherdenking is nooit weggeweest. In 2009 nodigde de Duitse ambassadeur Thomas Läufer zichzelf uit, door in de tv-serie ‘De Oorlog’ te zeggen dat de Nederlands-Duitse relaties zo sterk waren verbeterd, dat hij graag naar de Dam kwam op 4 mei. Ook een merendeel van de Nederlanders - 73 procent - vond in dat jaar dat er Duitsers welkom waren. Maar Läufer kreeg geen uitnodiging. Dodenherdenking was en bleef volgens het Nationaal Comité een Nederlandse plechtigheid.
Duitse gasten op 5 mei-vieringen zijn inmiddels geen taboe meer. Toen de Duitse bondspresident Joachim Gauck in 2012 als eerste Duitse bondspresident gevraagd werd de 5 mei-lezing te houden, kwam er wel wat kritiek, maar er barstte geen nationale discussie los. In 2021 gaf Angela Merkel als eerste bondskanselier de 5 mei-lezing, die met veel lof werd ontvangen.
Geen Duitser op de Dam
Waar het uitnodigen van Duitsers in de jaren 90 nog tot grote spanningen in de samenleving had geleid, was daar rond Merkels lezing weinig meer van te merken. Dat is misschien ook niet verwonderlijk: het grootste deel van de bevolking had de oorlog niet meer meegemaakt. Bovendien staan de Nederlands-Duitse relaties er een stuk beter voor dan in 1995. Duitse gasten bij vrijheidsvieringen zijn allang geen zeldzaamheid meer. Op 4 mei, dodenherdenking, ligt dat anders. Waar in sommige Nederlandse gemeenten op deze dag al jarenlang Duitse gasten aanwezig zijn, stond op 4 mei nog nooit een Duitse vertegenwoordiger op de Dam. Dat zal ook bij deze 80-jarige herdenking niet veranderen, heeft het Nationaal Comité laten weten. Maar of dat zo blijft? De geschiedenis van het herdenken heeft ons vooral geleerd dat het drijft op de tijdgeest en niets in beton is gegoten.
Lees meer:
Berlijn en Hamburg vind je ook in Suriname
Veel Duitsers wisten vanaf de 17e eeuw hun stempel te drukken op de Nederlandse kolonie Suriname. 'Ze waren graag geziene gasten.'

Een mondiale blik op de Duitse geschiedenis
Wat levert het op als je de Duitse geschiedenis vanuit een mondiaal perspectief bestudeert? Daarover spraken historici in Amsterdam.

Duitse keizer Wilhelm II was 'kolonialer' dan gedacht
Onderzoek naar persoonlijke spullen geeft een inkijkje in het koloniale wereldbeeld van de laatste Duitse keizer.

Graphic novels: herdenken in stripvorm
Aansprekende stripromans kunnen worden ingezet om een nieuwe generatie te vertellen over de oorlog. Interview met NIOD-onderzoeker Kees Ribbens.
Reacties
Geen reacties aanwezig