Een geestige parodie en literair experiment tegelijk
Daniel Kehlmanns ‘Het meten van de wereld’

Boeken - 10 april 2006

(10 april 2006) Door het overdonderende succes van ‘Het meten van de wereld’ (Die Vermessung der Welt) is Daniel Kehlmann (1975) uitgeroepen tot het wonderkind van de Duitse literatuur. Kehlmanns zesde boek werd meer dan 400.000 keer verkocht en in twintig talen vertaald. Het grootste mysterie is nog dat literaire critici en een enorm leespubliek het boek samen bejubelen.

Het onderwerp van Kehlmanns roman lijkt elke commerciële verwachting te tarten. Carl Friedrich Gauß en Alexander von Humboldt, twee geleerden uit de Duitse Klassik, de hoogtijdagen van de Duitse literatuur tussen 1785 en 1805, vatten tegelijkertijd het idee op de wereld te meten. Niet als prettige vrijetijdsbesteding, maar als illustratie van de ontwakende moderne tijd. De twee leven in het besef dat de wetenschap nog in zijn kinderschoenen staat en elk probleem binnen afzienbare tijd in het zweet van de geleerden zal zijn opgelost. “De wetenschap zou een tijdperk van welvaart met zich meebrengen, en wie kon weten of zij niet zelfs het probleem van de dood zou oplossen?”

Ontdekkingsreiziger

In Kehlmanns roman vertegenwoordigt vooral Humboldt dit wetenschappelijke optimisme. Als een razende beklimt de ontdekkingsreiziger vulkanen, ontdekt kanalen en hangt aan boegsprieten om de hoogte van de golven te meten. Humboldt doet ontdekkingen op verschillende momenten van de dag. Wat is de drijfveer van deze onvermoeibare geleerde? “Een mens wilde iets weten omdat hij het wilde weten”, vat hij zelf samen. En: “Een heuvel waarvan je niet weet hoe hoog hij was, is een belediging voor het verstand.” De lezer van deze roman moet niet hopen op diepgaandere analyses van het genie.

‘Het meten van de wereld’ is vooral een erg geestige parodie op het leven van de wetenschapper. Toch refereren veel critici maar terloops aan het literaire experiment dat de roman óók is. Kehlmann strijkt in zijn boek weliswaar alleen langs de buitenkant van zijn personages, maar het gebrek aan psychologische etalage doet niets af aan de subtiliteit van deze ‘historische roman’, die zijn eigen genre zoveel mogelijk buiten spel zet. “Het schrijven van een roman leek hem de koninklijke weg om het vluchtigste in het heden voor de toekomst vast te leggen…Dus was het een ijdele onderneming wanneer de auteur, zoals nu kennelijk in de mode was, een al voorbij verleden tot plaats van de handeling nam.”

Dit citaat van Humboldt onderstreept ook Kehlmanns onwil zijn literaire vermogens aan te wenden om de lezer tot een identificatie met het verleden te verleiden. In plaats van een gedramatiseerd portret draagt de roman eerder de kenmerken van een non-fictie-verslag. De gelijkmatige dreun van zijn korte, snelle zinnen gaat elke literaire schoonschrijverij uit de weg.   

Tijdloos 

Kehlmann lijkt zich in zijn roman niet zozeer de vraag te hebben gesteld hoe het was om de historische persoonlijkheden Gauß en Humboldt te zijn. Zijn onhistoriserende schrijfstijl benadrukt juist dat de monumentale, ‘tijdloze’ positie die deze geleerden voor de lezer in de geschiedenis innemen, overeenkomsten vertoont met de manier waarop zij zelf buiten elk conventioneel idee van tijd en ruimte leefden. Het bewustzijn van deze geleerden beperkte zich niet tot hun eigen tijd. De profetische Gauß is zich bewust van de achterlijkheid van de wereld waarin hij leeft en voorziet al de ontdekkingen die in de toekomst zullen worden gedaan. Humboldt heeft een mannetje achter zich aanlopen dat al zijn uitspraken voor de eeuwigheid moet vastleggen.

Op ingenieuze wijze legt Kehlmanns manier van schrijven een verbinding tussen het perspectief van de lezer en de manier waarop de geleerden zelf in hun tijd stonden. Terwijl Humboldt en Gauß voortdurend met de toekomst communiceren, is Kehlmanns historische roman een dialoog met het verleden die nadrukkelijk vanuit het heden wordt gevoerd. Het consequente gebruik van de beschrijvende indirecte rede zorgt ervoor dat het historische onderwerp geen moment van het heden wordt losweekt.

In de permanente wisselwerking tussen verleden en heden die op deze manier ontstaat, krijgen de karakters in de roman een actuele frisheid. Kehlmann voorkomt dat de geleerden als historische curiosa worden weggezet. Ondanks het gebrek aan psychologische diepgang komen Humboldt en Gauß in zijn roman toch tot leven.

Tragiek

In dit spel met de tijd zorgen de tegengestelde karakters van de geleerden voor de spanning “in de breedte”. Terwijl de komische Humboldt de oppervlakte van de aarde najaagt, diept de wiskundige Gauß de mysteries van tijd en ruimte uit in de provincie Hannover. Gauß representeert de innerlijkheid van de roman. Dit levert geen zielverkenningen op, wel een dieper besef van tijdelijkheid en ouderdom dan Humboldt bezit, die door de grote waardering van zijn tijdgenoten sterker naar zijn eigen tijd wordt getrokken. Gauß is zich ervan bewust al op zijn twintigste zijn meesterwerk, de 'Disquisitiones Aritmeticae', te hebben geschreven, waardoor de rest van zijn leven in het teken van de aftakeling staat. Veel meer dan Humboldt gaat Gauß gebogen onder de last van de kennis: "Weten was pijnlijk. Geen dag ging voorbij waarop hij niet voor zichzelf iets minder ervan wenste.”

Humboldt kent bijzonder weinig melancholieke overpeinzingen. Doordat de ontdekkingsreiziger veel sterker de beperkingen van de ouderdom weigert te accepteren, verwordt hij naar het einde van de roman toe steeds meer tot een tragische figuur. Gauß wéét zich een tragische figuur.

Beide geleerden hebben echter gemeen dat zij onafgebroken over de rand van hun tijd kijken. Zij wisten al van ons. En ons kost het weinig moeite om tussen de luchtige zinnen van 'Het meten van de wereld' hun licht te zien schijnen.

  • Daniel Kehlmann, Het meten van de wereld (Die Vermessung der Welt). Vertaald door Jacq Vogelaar, Querido, 2006, 292 blz, € 19,95
 

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger