Kiss me, kolenkachel!
Hoe je in de Berlijnse winter een beetje warmte creëert
Columns - 11 januari 2005
(12 januari 2005) Sinds het invallen van de winter behoor ik tot een uitstervende, maar daardoor niet minder ontzagwekkende groep van diehards: de kolenkachelbezitters. Aan mijn lijf geen cv-ketel!
van Anne-Will Fisser
Zoals dat gaat bij het toetreden tot een geheime club, word je eerst totaal ontmoedigd om het lidmaatschap te willen verwerven. Oma kon altijd al zo griezelig vertellen over hoe dat vroeger met kachels ging: schoorsteenverstoppingen en allerlei toestanden met as. Ook mijn uit de DDR stammende vriendin Doris, die me vorige zomer hielp bij het zoeken naar een kamer in Berlijn, had er ervaringen mee en kon de romantiek er niet van inzien. Bij elke woning, waarin een kolenkachel stond, sloeg ze haar ogen ten hemel: "Dat hebben we toch niet meer nodig!" Voor haar betekende de Wende het verkrijgen van een thermostaat.
In de 21e eeuw in een West-Europese metropool met kolen gaan lopen zeulen om het warm te krijgen? Nee, dat leek me niet nodig. Alle kamers zonder centrale verwarming werden van de lijst geschrapt. Er bleven toen echter geen kamers meer over, dus trok ik noodgedwongen in een woning, die ik onherroepelijk met kolen zou moeten heizen. De aanblik van de ronduit vieze meneer, die de kolenvoorraad kwam brengen, deed me vermoeden dat alleen vieze mensen kolenkachels hebben. Tot mijn grote vreugde hielden de zomerse temperaturen lang aan en hoefde ik pas halverwege november aan de slag met Arnold, zoals ik mijn kachel inmiddels had gedoopt.
De angst voor Arnold was iets afgenomen nadat ik van mijn huisgenote Monika een uitgebreide kolenkachelworkshop had gekregen. Stap één: het Luftrohr moet open. Stap twee: bouw de Kohlenturm. Stap drie: steek de boel in de fik en wacht tot de kolen helemaal doorgloeid zijn. Stap vier: doe het Luftrohr weer dicht. Wie denkt dat dit allemaal een makkie is, heeft het mis! Vooral het in de fik zetten van de Kohlenturm is voor iemand met een verleden met vuurgerelateerde problemen erg moeilijk en vergt een hoop moed en doorzettingsvermogen. Des te glorieuzer voelde ik me toen het na vier keer proberen eindelijk lukte. Nog leuker begon ik het allemaal te vinden, toen het bestijgen van acht trappen met aan iedere arm 15 kilo kolen een effectievere work-out bleek dan de Stairmaster in de sportschool. Ik was verkocht! En…ik ben niet de enige met een vreemde voorliefde voor het robuuste stenen gedrocht.
Kolenkachelfetisjisten herkennen elkaar aan het voor moderne mensen (met een cv-ketel) onbestemde aroma van kolen, papier en hout. Na het opmerken van deze heerlijke, zinnenprikkelende geur – waar naar mijn bescheiden mening geen enkele aftershave tegenop kan – wordt de subtiele vraag gesteld: "Koud, hè?" Als de vermeende co-kolenkachelbezitter antwoordt, dat het thuis tenminste lekker kuschelig en angenehm is, weet je dat je met een verstokte romanticus te maken hebt, die zijn eigen warmte creëert. Want daar gaat het toch eigenlijk allemaal om: iets wat je altijd voor lief hebt genomen, is nu het product van je eigen harde arbeid.
Na onze startproblemen kunnen Arnold en ik het dus uitermate goed met elkaar vinden. En de lotgevallen met de kachel zijn een dankbaar gespreksonderwerp tijdens een avond met gelijkgestemden. Helaas is de winter over drie maanden alweer voorbij. Dan ben ik weer tot mannen met ordinaire aftershave en de Stairmaster veroordeeld.
Reacties
Geen reacties aanwezig