De Berlijner en zijn fiets
Berlijnse Berichten

Columns - 1 april 2004

(1 april 2004) Daarmee is uw fiets niet "straßenzulässig", zegt de fietsenmaker belerend als ik naar het lampje wijs, dat ik als achterlicht wil gaan gebruiken. Mijn argument dat deze lampjes in Amsterdam bij lichtcontroles door de politie worden verkocht, maakt niet veel indruk. "Dat kan zijn, maar hier geldt dat niet als een achterlicht, deze lampjes zijn bedoeld voor joggers".

De verkoper schuift een ander lampje naar voren, maar als hij mijn uit Nederland meegebrachte fiets ziet, blijk ik ook hiermee niet de weg op te mogen. Mijn "Hollandrad" is te zwaar voor batterijverlichting, deze verlichting is alleen toegestaan bij fietsen tot een bepaald gewicht. Het is natuurlijk beter dan niets, maar ik moet wel beseffen dat mijn fiets daarmee niet "straßenzulässig" is. Terwijl ik mijn hoofd breek over het verband tussen het gewicht van een fiets en de verlichting, die daarvoor veilig wordt bevonden, wordt mij een nieuwe dynamo aangesmeerd. En dus schuif ik even later mijn fiets de werkplaats in. De clash der fietsculturen wordt hier nog duidelijker als de fietsenmaker en ik vol onbegrip tegenover elkaar staan. Hij, omdat ik volgens hem geen rem heb; ik, omdat ik me een moment afvraag of het echt mogelijk is dat deze fietsenmaker nog nooit van een terugtraprem heeft gehoord. De reden voor zijn ontzette blik, hoor ik later van een vriendin, ik had er zelf op kunnen komen: zonder handrem is je fiets hier niet "straßenzulässig".

Ook op de weg hebben Berlijners zo hun eigen geschreven en ongeschreven regels. Door rood rijden doe je niet. Achterop zitten mag niet en doe je dus ook niet. Bellen wordt heel raar gevonden en kun je beter achterwege laten: door de verschrikte reacties die het teweegbrengt, levert het eerder gevaarlijke situaties op, dan dat het bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Het is ook niet nodig, want inhalen doe je niet links, maar rechts over de stoep. De Berlijner fietst over het algemeen op sportieve, dure racefietsen en citybikes. Dit weerspiegelt zich overigens niet in de sloten waarmee de fietsen worden afgesloten; deze zijn doorgaans van het soort dat de doorsnee Amsterdamse fietsendief zou doen watertanden. Een kettingkast ontbreekt op de meeste fietsen en daarom worden zij bereden met één broekspijp nonchalant en onnodig hoog opgestroopt. Het maakt de Berlijnse fietser bij de bakker en in de supermarkt ook zonder fiets herkenbaar.

De Berlijner zorgt er niet alleen voor dat zijn eigen fiets tip top in orde is, maar laat het ook niet na zich zorgen te maken om zijn medefietser, als dat bij deze niet het geval is. Zo werd ik er tijdens een fietstochtje vorig jaar Pasen drie keer achter elkaar op aangesproken dat mijn fiets ratelde. Ik kon maar beter even afstappen om hier de oorzaak van op te sporen, want dat kon wel eens linke boel zijn. Het moet ongeveer toen geweest zijn, dat ik besefte waarom ik steeds zo raar werd aangekeken, wanneer ik over de kinderkopjes in Prenzlauer Berg reed: mijn fiets maakt geluiden, een Berlijnse fiets niet.

De Berlijner en zijn fiets, je moet er even aan wennen, maar het is de moeite waard. Fietsen door Berlijn is één van de fijnste bezigheden die er bestaan. Er gaat niets boven het met volle snelheid oversteken van de reusachtige kruisingen rond Alexanderplatz, behalve natuurlijk het moment dat je zigzaggend tussen de toeristen onder de Brandenburger Tor doorrijdt en denkt "Ha! Ik woon hier".

Katja Geelhoed is historica en woont sinds een jaar in Berlijn. Zij is de vaste columniste van het Duitslandweb.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger