Heden en Verleden en de oude Bondsrepubliek
Gastcolumn
Columns - 29 maart 2001
van Krijn Thijs, Berlijn
De recente conflicten omtrent vooraanstaande Duitse politici, zoals oud-bondskanselier Helmut Kohl en minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer, getuigen behalve van een hoog onder-de-gordel-gehalte ook van een interessante ontwikkeling van het Duitse zelfbeeld.
Zowel bij de Spendenaffaire rondom Kohl, als ook bij de verdachtmakingen aan het adres van Fischer en de 1968er-Generation, gaat het om een historische beeldenstorm van formaat. In beide gevallen staan namelijk niet alleen de genoemde personen ter discussie, maar ook de waarden en verworvenheden waar zij voor staan. Gefixeerd op Fischer en Kohl wordt er de laatste tijd afstand genomen van bepaalde perioden in de West-Duitse geschiedenis. En dat is opmerkelijk, omdat deze perioden (het linkse studentenprotest vanaf 1968 en het tijdperk Kohl vanaf 1982) tot voor kort vrij onkrititisch behandeld werden. Ze horen eigenlijk bij de mythen van de Bondsrepubliek en dragen sterk bij aan het (democratische) zelfbeeld van Duitsland. Zo langzamerhand wordt echter ook de West-Duitse geschiedenis als voltooid verleden tijd" gezien, dat naar goed Duits gebruik verwerkt" moet worden.
Zoals steeds in dergelijke gevallen, staat de Duitse Vereniging van 1990 als scharnierpunt centraal. De Duitse Eenwording was, zoals bekend, geen compromis tussen West en Oost maar een uitbreiding van West naar Oost. Met het DDR-verleden werd afgerekend. Voorbeelden uit de politieke symboliek: Marx- en Engels-straten kregen een nieuwe naam en standbeelden van de socialistische helden verdwenen. Vele Oost-Duitsers ervaren deze schoonmaak als zeer ingrijpend, maar een dergelijk proces is normaal. Het vindt na elke revolutie of restauratie plaats: men neemt afstand van het overwonnen regime. Dit regime verwordt per direct tot geschiedenis en valt daarmee historici en andere terugblikkers ten prooi.
De Bondsrepubliek bleef in haar oude gedaante voortbestaan. Haar verleden, haar normen en waarden en haar identiteit stonden na 1989 niet principieel ter discussie. Het West-Duitse systeem vond in de ondergang van haar Oost-Duitse tegenpool eerder een bevestiging. Er waren genoeg intellectuelen en idealisten en niet alleen in de voormalige DDR die in de Eenwording een goede gelegenheid zagen om ook in het West-Duitse systeem de nodige hervormingen door te voeren, maar voor zover dit daadwerkelijk gebeurd is, betroffen deze hervormingen in elk geval niet het politieke zelfbeeld van de Bondsrepubliek; tussen Bonn en Berlijn zag men geen breuk, maar eerder continuïteit. Met andere woorden: de West-Duitse Bondsrepubliek werd - in tegenstelling tot de DDR - niet direct als geschiedenis ervaren. Het verleden van Bonn hoorde bij het heden van Berlijn. Het verleden van de DDR daarentegen was voorbij.
Nu, tien jaar later, komt er stukje bij beetje verandering in deze Schieflage. Dat wil zeggen, door de dossiers Kohl en Fischer komen ook de keerzijden van de christen-democratische regeringen en de kritische studentenbeweging boven water - en wel op een wijze die aan Verwerking van het Verleden doet denken. De betekenis van de debatten rond Fischers vroegere activiteiten gaat verder dan de vraag of hij nou wel of niet met RAF-verwante dames heeft ontbeten. Dergelijke verstrikkingen werpen een schaduw op de vroegere linkse idealen, die lange tijd als heilig golden, omdat ze de Bondsrepubliek zo succesvol hebben gedemocratiseerd. Voor het eerst komt er een discussie op gang, die enerzijds de (democratische) verworvenheden van de studentenbewegingen evalueert en anderzijds de (extremistische) uitspattingen van links geweld en protest niet buiten beschouwing laat. Hetzelfde geldt voor Helmut Kohl. Onafhankelijk van de vraag, van wie hij zijn zwarte geld kreeg en waarom hij de namen niet wil noemen, werpt de Spendenaffaire een schaduw op de (West-)Duitse politiek rond de Eenwording, en in het algemeen op het conservatieve systeem van de jaren tachtig. Men distantieert zich van de man, die zestien jaar lang bondskanselier was en de BRD als het ware personifieerde.
Op deze wijze worden enkele belangrijke hoofdstukken uit het succesverhaal van de Bondsrepubliek van vraagtekens voorzien. Dit gebeurt in toenemende mate vanuit het veilige gevoel, dat de betreffende tijd voorbij is, het hoofdstuk afgesloten. Nuchterder dan ooit wordt er op West-Duitsland teruggeblikt. Een zeker evenwicht in de Vergangenheitsbewältigung van DDR- en BRD-ingrediënten lijkt binnen handbereik te komen.
Dat betekent ook binnen de geschiedschrijving een perspectiefverschuiving: de Bonner Republik wordt nu niet meer als de uitkomst van de Duitse geschiedenis gezien als het eindpunt van de Duitse Sonderweg maar slechts als een tussenstation, op weg naar de Duitse eenheid. Het heden van de huidige Bondsrepubliek begint definitief niet meer in mei 1945 (of in mei 1949) maar in oktober 1990.
Reacties
Geen reacties aanwezig