'Sport was een dictatuur binnen de DDR-dictatuur'
Voorpublicatie uit 'Statiegeld voor mijn moeder'
Boeken - 17 oktober 2019
Sport was ontzettend belangrijk in de DDR: daarmee kon het land zich op internationaal niveau laten gelden. Kinderen werden al jong gescout voor sporten die bij hun lichaamsbouw pasten. Sporters werden gedrild en getraind, maar dat was niet voldoende. Om de prestaties te verbeteren, kregen velen van hen vanaf midden jaren zeventig systematisch doping toegediend. In veel gevallen wisten de atleten en hun ouders er niks van. De gedupeerde sporters lijden tot de dag van vandaag aan de psychische en lichamelijk gevolgen. Voormalig sprintster Ines Geipel (1960) heeft aan den lijve ondervonden hoe de DDR met topsporters omging. Manon de Heus en Marijke van der Ploeg tekenden haar geschiedenis op in 'Statiegeld voor mijn moeder. Verhalen over het leven in de DDR'.
DDR-estafetteteam in 1981: Ines Geipel, Bärbel Wöckel, Ingrid Auerswald, Marlies Göhr.
“Mijn vader was terroragent bij de Staatsveiligheidsdienst(1). Hij is vijftien jaar lang onder acht verschillende namen naar het Westen gestuurd. In de film 'Ballon' uit 2018 vlucht een DDR-familie met een zelfgebouwde luchtballon naar West-Duitsland. Mijn vader heeft dat gezin in het Westen bespioneerd – hoe liepen de kinderen naar school? Welke route namen de ouders naar hun werk? – zodat de Stasi ze onschadelijk kon maken. Als iemand in vijftien jaar acht verschillende identiteiten aanneemt, laat dat sporen na. Mijn vader was uiteindelijk compleet de weg kwijt en uitte dat binnen onze familie met grof geweld. Niet bepaald een gelukkig begin voor een kind.
Op mijn veertiende moest ik naar een internaat in het Thüringer Woud. Het ging niet goed met me en op een bepaalde manier moest mijn lichaam mijn pijn verwerken. Dus begon ik te rennen. Ik had geen verstand van sport en droeg niet de juiste schoenen, ik was eerder een soort wild dier. Als je jong bent, is het lastig om jezelf in woorden uit te drukken. Het lichaam is dan enorm belangrijk. Ik dacht: ik moet zó snel lopen, dat die gesloten, statische DDR-wereld in beweging komt en groter wordt. Snel lopen om achter de Muur te komen was een krachtige drijfveer. Wij atleten wilden geen geld. We wilden één keer in ons leven Parijs, Rome of Amsterdam zien.
Ik ben relatief laat met atletiek begonnen en ben daarom geen typisch DDR-sportgeval(2). Ik werd pas op mijn zeventiende lid van de sportclub SC Motor Jena, een jaar later maakte ik al onderdeel uit van het nationale atletiekteam. Mijn lichaam was totaal niet voorbereid op deze enorme belasting en ik was erg gevoelig voor blessures. Mijn schenen waren permanent rood, gezwollen en ontstoken, mijn spieren scheurden om de haverklap. Aan de andere kant was ik volledig vers. Ik was pas net in dat systeem gekomen en gewoon ontzettend blij dat ik zo veel kon lopen en springen als ik wilde. Mijn leven had maar één doel: een wereldrecord op de Olympische Spelen. Dat was het enige wat ertoe deed, iets anders wilde ik niet. Ik dacht dat ik zoveel vooruitgang boekte door al het harde trainen en had niet door dat de chemie ook een rol speelde(3). Ongelofelijk hoe naïef ik was.
Eenzame strijder
Ik woonde in een internaat op het terrein van de sportvereniging. Er waren ongeveer twintig van dat soort complexen in de DDR. Alles wat ons leven als sporter bestemde, was aanwezig: het sportinternaat, de kantine, de kliniek, de loopzaal, de trainingshallen, het stadion. Een bioscoop of een theater waren er niet en ik had geen vrienden. Daar was geen tijd voor en na een lange trainingsdag had ik er ook geen energie voor, maar bizar was het wel. De langste route die ik op een dag aflegde, was naar het stadion aan de overkant van de straat. Omdat ik ook nog eens sprintster was, was ik bijna altijd alleen. Sprinters zijn perfect doorgefokte renpaarden: gaat die startbox open, dan gá je. Rechts en links bestaan niet meer en het enige wat ertoe doet, is of je kunt versnellen. Dat paste compleet bij mijn psychische toestand. Ik was een eenzame strijder, op zoek naar een manier om te overleven: zó snel rennen, dat ik mezelf achter me zou laten.
In het begin was ik zo naïef dat ik dacht: via de sport ga ik de wereld zien. Maar buiten vliegvelden, bussen, hotels en stadions zag ik nauwelijks iets. In de jaren tachtig had ik drie wedstrijden in Nederland. Het was leuk om in een land te zijn waar je door de ramen naar binnen kunt kijken, maar ik kon geen stap alleen zetten. Mijn trainer én iemand van de Stasi waren altijd in de buurt. Er werd nooit openlijk gepraat over wie er precies bij de Stasi hoorde, maar het was duidelijk dat het iemand binnen het team was. We mochten helemaal niets, we mochten niet eens de bodylotion van een sprinter uit het Westen lenen. We moesten onze race lopen en winnen, dat was het. Daarna moesten we onze spullen pakken en stante pede terug naar het hotel. Eigenlijk was de sport een soort tweede Muur. De DDR was een dictatuur, de sport was een dictatuur binnen een dictatuur.
Mijn leven was tot in het kleinste detail georganiseerd. Ik stond vroeg op, ging naar mijn training en wist precies hoeveel steaks en eieren ik ’s ochtends moest eten. Alles was gepland en gecontroleerd en diende maar één doel: de Olympische Spelen, een wereldrecord, een topprestatie. Achteraf gezien zat ik destijds in een tunnel die steeds nauwer werd. Ook vanuit een innerlijke leegte kun je extreem goede prestaties leveren. Dat is gek, maar het lukt. Ik denk dat het de moeite waard is om topsporters te vragen wat de precieze beweegreden is voor hun tour de force. Wat drijft ze nou echt? Geluk? Echt waar? Wat gebeurt er in die hoofden? Het grote probleem binnen de sport is dat het hele leven is ingericht om op dat podium te komen. Dat kan niet goed gaan.
Blindedarmoperatie
In het voorjaar van 1984 waren we met het DDR-team in Mexico om ons voor te bereiden op de Olympische Spelen in Los Angeles. Daar werd ik verliefd op een Mexicaan, Ernesto. Hij was vanbinnen en vanbuiten prachtig. Ik moest stiekem het trainingskamp verlaten om hem te kunnen zien. Op een bepaald moment besloot ik: tijdens de Olympische Spelen in Los Angeles vlucht ik. Dat plan viel echter in het water, omdat de Oostbloklanden uiteindelijk besloten de Spelen te boycotten(4). Los Angeles was van de baan. Ik weet niet of onze liefde stand zou hebben gehouden, maar het was in ieder geval een kans op een ander soort leven.
We vlogen weer terug naar de DDR, waar ik te horen kreeg dat ik een blindedarmoperatie moest ondergaan. Zomaar, uit het niets. Toen ik na de operatie wakker werd, had ik een gigantische snee in mijn buik, helemaal van de ene kant naar de andere. Ik had allerlei complicaties en was fysiek kapot. Het sporten ging niet meer. Ik moest stoppen en besloot Duitse taal en literatuur te studeren in Jena. Ik was daar betrokken bij een paar politieke acties en vond dat ze geen kwaad konden(5), de Stasi dacht daar echter anders over: een promotieonderzoek en loopbaanperspectief werden me ontzegd.
Uiteindelijk ben ik in de zomer van 1989 via Hongarije naar West-Duitsland gevlucht. Toen op 9 november 1989 de Muur viel, was ik aan het werk in een wijnlokaal in Darmstadt. Tijdens mijn dienst kwam de chef naar me toe en zei: ‘Ines, ik denk dat je dit wilt zien.’ Hij duwde me onze kleedkamer in, waar een kleine televisie stond. Daar zag ik in Berlijn de Muur vallen. In het wijnlokaal werd het die avond steeds drukker. Helemaal achterin zat de prinses van de deelstaat Hessen, een oudere dame en een vriendelijke, zeer geoefende drinkster. Toen ze hoorde dat de Muur was gevallen, trakteerde ze iedereen in het lokaal. Ze riep die hele avond: ‘Meer wijnnnnn, meer wijnnnnn!’
'Zersetzungsplan'
Na de val van de Muur waren mijn psychische en lichamelijke klachten niet opeens voorbij. Ik heb jarenlang gekampt met extreme kolieken, totdat ik in 2003 bij een chirurg terechtkwam die zei: ‘Er zit niks anders op dan dat oude litteken open te snijden en te zien wat eronder zit.’ Die operatie duurde negen uur, mijn organen bleken compleet in elkaar te zijn vergroeid. De chirurg zei dat de operatie destijds uiterst kwaadaardig was uitgevoerd, op een voor mij levensgevaarlijke manier.
Uit mijn Stasi-dossier heb ik later opgemaakt dat de Stasi wist wat er speelde tussen Ernesto en mij. Een vriend had ons verraden en ze hebben daarop een gefaseerd Zersetzungsplan(6) in werking gezet. De operatie vormde het laatste deel van het plan. Mijn blindedarm was er inderdaad uitgehaald, maar daarnaast was mijn hele buik inclusief spieren kapotgesneden. Atleten die wilden vluchten, werden gezien als ‘sportverraders’: een vlucht uit de sport was een absolute no-go en werd streng bestraft(7). Historici hebben later bevestigd dat ik geen ontstekingswaarden had die pasten bij een blindedarmontsteking en dat de ingreep niet had hoeven plaatsvinden. Het besef dat de geheime dienst zo ver kon gaan, wás gegaan, was een enorme klap voor me.
Voor DDR-atleten waren de jaren tachtig het zwaarst en meest rigoureus. Veel dingen die er in die periode binnen de sportwereld zijn gebeurd, zijn nog steeds niet opgehelderd. De grip van het systeem was alomvattend, omdat alle betrokkenen – de artsen, de trainers, de functionarissen – aan de successen van de atleten verdienden. Als een staat doping en bedrog legitimeert, is het hek van de dam. Natuurlijk wisten we allemaal dat we pillen kregen. We slikten ze, we waren erbij(8). Ze lagen in alle internaatkamers, in alle mogelijke kleuren: wit, rood, blauw, bruin, geel. Maar niemand ging ervan uit dat het doping en levensgevaarlijk was. Dat was ook de bedoeling: het was een strikt geheim staatsdopingsysteem.
Dopingproces
Vanaf maart 2000 was ik samen met negentien anderen aanklaagster bij het dopingproces in Berlijn. Week na week zagen we elkaar in de rechtbank, al die vrouwen met hun ernstige letsel en hun gehandicapte kinderen(9). Er waren twee aangeklaagden: Manfred Ewald, de voormalige sportchef van de DDR, en Manfred Höppner, sportarts en chef van het geheime chemieprogramma van de staat(10). Ewald zei geen woord gedurende het hele proces en Höppner ontkende alle schuld. Helemaal op het eind las hij een verklaring voor van acht pagina’s, waarin hij onder andere zei binnen de DDR-sport alleen maar gezonde vrouwen te hebben gezien. Dat was obscuur. Er kwam geen ‘het spijt me dat het nu zo slecht gaat met jullie’, niets.
Na drie maanden viel het vonnis: 22 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf voor Ewald, 20 maanden voorwaardelijk voor Höppner. Veel van de vrouwen zijn daarna erg ziek geworden, ze waren opnieuw getraumatiseerd. Door het proces, door de lage straf. Het was belangrijk dat het proces plaatsvond, maar psychisch gezien was het hele gebeuren een ramp.
Van 2013 tot eind 2018 was ik voorzitter van de Vereniging van Dopingslachtoffers(11). Ik heb zo veel verhalen van voormalige atleten gehoord die stuk voor stuk ongelofelijk heftig zijn. Bij het Berlijnse proces waren we met twintig aanklaagsters, inmiddels hebben zich al meer dan 2.000 slachtoffers gemeld. Elke week komen er meer bij. Natuurlijk maken we door ons werk niet alleen vrienden, er is ook veel weerstand. Dat heeft er vooral mee te maken dat de DDR-sport in de herinneringen van de mensen bijna mythische proporties heeft aangenomen. Toen de DDR uit elkaar viel, had de bevolking iets nodig om zich aan vast te klampen. Iets moest toch goed zijn geweest? Het was toch niet allemaal slecht? En dus wordt de sport vaak naar voren geschoven als een stukje glorie, een stukje trots.
Verwerkingsproces
Ik begrijp dat het psychisch heel zwaar is als de geschiedenis van je eigen land een nederlaag is, maar gezien de vele slachtoffers moet er iets veranderen. De dopinggeschiedenis moet worden verteld, moet correct worden verteld. Dat zijn we de slachtoffers verplicht. De vijf jaar die ik bij de Vereniging voor Dopingslachtoffers heb gewerkt, waren zwaar, strijdlustig en bruut, maar ik heb iets bereikt. Er zijn nu twee wetten ter schadeloosstelling(12), er is een adviesbureau in Berlijn en er wordt serieus onderzoek verricht.
Ik heb de afgelopen twintig jaar veel tijd en energie gestoken in de verwerking van mijn verleden. Dat dat kon, is een luxe. Als schrijver heb ik de kans gekregen om me te verdiepen in het dictatoriale verleden van de DDR. Ik heb het voor mezelf op een rij kunnen zetten, heb na kunnen denken over vragen als: waardoor werd ik geleefd? Wat is er überhaupt gebeurd? Hoe ziet mijn leven er nu uit? Waar wil ik naartoe? In de sport draaide alles om mijn lichaam, daarna ontstond ruimte voor taal, boeken, denken en identiteit.
Mijn verwerkingsproces is nog niet klaar, dat houdt aan. Dat heeft er ook mee te maken dat we in het Oosten onze geschiedenis nog geen plek hebben gegeven. Over de harde materie van de DDR – de gevangenisverhalen, de stille moorden, de Zersetzungen – wordt nauwelijks gesproken, vooral niet binnen families. Maar juist daar, aan de keukentafel, zou de verwerking moeten plaatsvinden. Als de derde generatie hun ouders vragen stelt over het leven in de DDR, stoten ze vaak op een muur van zwijgen. Dat kan verschillende redenen hebben. Mensen praten niet, omdat ze slachtoffer zijn; mensen praten niet, omdat ze zich schuldig hebben gemaakt. Kinderen merken dat er iets niet klopt, maar vragen vaak liever niet door. Dat is een loyaliteitsbarrière en dat is niet makkelijk. Ik heb dertig jaar lang geprobeerd om met mijn ouders te praten, maar als je in gesprek wilt komen met ouders die worstelen met veel schuld, heb je nauwelijks een kans.
Voor mijn nieuwe boek(13) heb ik de geschiedenis van Duitsland in vier politieke periodes onder de loep genomen: de Weimar Republiek, Hitler, de DDR en het herenigde Duitsland. We zijn in het voormalige Oosten nog niet klaar met de verwerking van onze dubbele dictatuurgeschiedenis: eerst het nationaalsocialisme en de Holocaust, daarna veertig jaar DDR. Die dubbele acceptatie heeft nog niet plaatsgevonden, tenminste niet voldoende om vol vertrouwen het politiek onstuimige jaar 2019 in te gaan. We staan aan de vooravond van een politieke crisis, die gepaard gaat met destructie en geweld. In mijn ogen is het tijd dat het Oosten eindelijk verantwoordelijkheid neemt. Voor zijn geschiedenis, voor zijn slachtoffers.”
Noten:
Noten bij 'Sport was een dictatuur binnen de DDR-dictatuur' (pdf)
Lees meer over '30 jaar na de Muur':
De nieuwe Ossi
Het Brandenburgse dorp waar Merlijn Schoonenboom sinds kort woont, staat te boek als ‘de gemeente waar de 'Wende' het best is gelukt’.
15-1-1990: Bestorming Stasi-hoofdkantoor Berlijn
Dertig jaar geleden bestormden demonstranten het hoofdkwartier van de geheime dienst van de DDR.
Een dag met veel gezichten
Studente Duitslandstudies Lisa Takken vierde mee in Berlijn, op 9 november. Voor Duitslandweb schreef ze deze gastbijdrage.
Muurherdenking draait om moedige DDR-burgers
Onze redacteur Lynn Stroo was op 9 november 2019 bij de herdenking van de val van de Muur in Berlijn.
Reacties
Geen DDR geen Topatleten meer in BRD, Duitsland geeft niets meer om medailles of titels, winnen van Nederland, België of Denemarken maakt Duitsers niet trots of blij, Duitsers hebben geen behoefte aan doping winnaarsmentaliteit, Buurlanden van Duitsland gebruiken op grote schaal doping en worden beschermd door nationale bonden , veel voorkomende volksziekte zijn longen en schildklier aandoeningen,