‘Ik dacht: ik blijf hier in de DDR alleen over’
Interviewserie: Toen de Muur viel
Achtergrond - 24 september 2019
- Auteur:
Marja Verburg
Voor Christian Meysing (1971) was de val van de Muur geen bevrijding. In Birkungen, het dorp in Thüringen waar hij was opgegroeid, voelde hij zich bang en onzeker. “Zoveel vrienden waren in de maanden daarvoor al weggegaan, maar ik kende niemand in het Westen. Ik dacht: ik blijf hier alleen over.”
Toen Christian Meysing op 10 november 1989 ’s morgens vroeg met de bus naar zijn werk op de katoenspinnerij in Leinefelde ging, wist hij nog helemaal niet dat de Muur was gevallen. De bus was ongewoon leeg, maar daar dacht hij niet bij na. Hij begreep pas dat er iets niet klopte toen er maar 3 mensen in de kantine van de fabriek zaten, waar er normaal zo’n 200 koffie dronken en ontbeten.
“Ik was met een collega uit ons kantoor en we vroegen aan die drie mensen in de kantine: ‘Is het vandaag een vrije dag of zo?’ ‘Nee, de grens is toch open’, antwoordden ze. Wij verbaasd: ‘Wat? Welke grens dan?’”
Meysing had geen idee wat hij moest doen. “Ik ben naar huis gegaan want er werd toch niet gewerkt. Ik dacht: nu zijn ze allemaal weg en ik, idioot, zit nog hier. Straks is de DDR helemaal leeg, maar wij hebben geen auto, we kennen niemand in het Westen en kunnen nergens heen. Ik was niet blij, ik was bang.” Meysing was 18 jaar, woonde bij zijn ouders die een goedlopend restaurant in het dorp hadden en was tot de zomer van 1989 eigenlijk best tevreden met zijn leven in de DDR.
Dat veranderde in de maanden voorafgaand aan de val van de Muur, vertelt hij 30 jaar later op een terras in zijn woonplaats Berlijn. Steeds meer vrienden en bekenden vluchtten naar het Westen. In mei 1989 was Hongarije begonnen de grensovergangen met Oostenrijk te openen. Veel Oost-Duitsers gingen op vakantie in Oost-Europa, om via Hongarije naar het Westen te komen. Vooral het vertrek van zijn beste vriend Mike en daarna van een secretaresse van zijn werk op wie hij stiekem verliefd was, waren een klap voor Meysing.
Met de secretaresse trok hij dagelijks op. Zij stelde hem in de zomer van 1989 voor ook te vluchten. Ze had een tante in het Westen waar ze terecht kon. Maar Meysing durfde niet. “Wat als die tante mij niet wilde opnemen? Dat kon je ook niet vragen, niemand mocht weten dat je wegging. Dan zou ik dakloos zijn. Dat was het beeld dat wij in de DDR van het Westen hadden: dat er daklozen waren, wat wij bij ons helemaal niet kenden. Of je raakte er aan de drugs.” De secretaresse was op een dag inderdaad verdwenen, Meysing bleef nog vertwijfelder achter.
File Trabantjes
Hoewel hij en zijn ouders vlak bij een officiële grensovergang woonden, duurde het na de val van de Muur nog twee dagen voor hij zelf in West-Duitsland kwam. “Mijn zus was in het weekend thuis gekomen uit Leipzig, waar ze studeerde. Die zei: ‘Wat? Was je nog helemaal niet aan de andere kant?!’ Zij deed in Leipzig mee aan demonstraties.” Met haar en twee van haar vrienden reed Meysing op 11 november opgepropt in een Trabant naar Duderstadt, in Nedersaksen.
Voor ze daar waren, stonden ze uren in een lange file Trabantjes. West-Duitsers stonden aan de kant van de weg om hen welkom te heten en gooiden bananen door de autoraampjes, omdat die in de DDR nauwelijks te krijgen waren. “Dat was goed bedoeld, maar ik vond het niet leuk. Ik schaamde me. We waren toch geen apen.”
Meysing, zijn zus en hun vrienden haalden in Duderstadt eerst hun 100 DMark Begrüßungsgeld op, geld dat de West-Duitse regering aan Oost-Duitse bezoekers gaf. Tot zijn verbijstering zag hij in de rij bij het gemeentehuis zijn lerares Staatskunde staan, die er bij hem en zijn klasgenoten jarenlang had ingestampt hoe slecht het Westen was. Meysing werd woedend. “Ik ben naar haar toe gegaan en heb gevraagd: ‘Schaam je je niet? Je bent hier bij de Klassenfeind!’ Ik weet niet meer wat ze geantwoord heeft, ze bleef in ieder geval gewoon staan.”
Stropdas van de burgemeester
Terwijl hun vrienden met het geld gingen shoppen, besloten Meysing en zijn zus naar een café te gaan. Ze hadden geen zin in de chaos in de winkelstraten. “We wilden met de mensen daar praten.” En ze wilden ook niet al het geld opmaken: hun ouders konden dat voor hun restaurant goed gebruiken. “Die 100 DMark waren twee maandlonen in de katoenspinnerij!”
In het café was het al snel een gezellige boel, met mensen uit Duderstadt die de twee Oost-Duitse bezoekers graag drankjes aanboden. Even later verscheen een van de stadsdeelburgemeesters in de kroeg, als enige gekleed in een pak. Dat bracht Meysings zus op een idee. “Is het vandaag niet 11 november? Dat heeft toch iets met carnaval te maken? Worden dan niet de stropdassen afgeknipt?”
Dat zijn zus een aantal carnavalsgebruiken door elkaar haalde, maakte de mensen in de kroeg niet uit. Tot ontzetting van Meysing (“dat kun je toch niet doen! Hoe duur is zo’n stropdas wel niet? Dat moeten wij betalen!”), maar onder onder luid gelach van de andere aanwezigen, vroeg ze een schaar en knipte ze de stropdas van de burgemeester af. Ook die vond dat erg grappig en liep de rest van de avond met het restje stropdas om zijn hals rond. Een aanwezige fotograaf legde het moment vast, een paar dagen later stonden Meysing en zijn zus in een regionale krant.
Computerervaring
In de maanden na de val van de Muur zag Meysing zijn ouders worstelen. De inkomsten van hun restaurant vielen grotendeels weg: veel mensen uit het dorp waren weggetrokken naar het Westen en degenen die bleven gaven geen geld uit in een restaurant. “Mensen wilden sparen en geen 1,20 DMark betalen voor een biertje dat voor de Wende 40 pfennig had gekost.” Ze wisten hun restaurant met veel moeite open te houden, maar gingen steeds harder achteruit, ook lichamelijk. Begin jaren 2000 stierven ze kort na elkaar.
Met Meysing zelf ging het na de val van de Muur juist snel beter. Het werk in de katoenspinnerij hield op, er waren nauwelijks opdrachten meer. Maar mede dankzij zijn kantoorbaan daar had hij computerervaring en daarmee kon hij aan de slag bij de gemeente Leinefelde. “Daar was toen welgeteld één computer”, zegt hij 30 jaar later lachend. Meysing bouwde zelfstandig een afdeling op en sloot contracten met bedrijven als Siemens en IBM. “Dat was een geweldige tijd. Ik was 19 en ik merkte ineens dat ik echt wel wat kon. Ik voelde me als een koning.”
Ook kwamen veel van zijn vrienden weer terug uit het Westen. Ze hadden heimwee, zegt Meysing. “Het Westen beviel hen niet, dat was toch een andere wereld. Dat stelde me gerust, ik hoefde dus niet weg.”
Crashcourse in het nieuwe Duitsland
Toch vertrok Meysing een jaar of twee later alsnog naar West-Duitsland. Een van de computerfirma’s waarmee hij contracten had afgesloten, het Franse Bull, bood hem een baan aan in Saarbrücken, vlakbij de Franse grens. Zo angstig en teruggetrokken als hij voor de Wende was, zo doortastend bleek Meysing nu. Hij beleefde een crashcourse in het nieuwe Duitsland: hij haalde in twee weken zijn rijbewijs – een voorwaarde voor de baan – kocht een auto en reed naar Saarbrücken. De route had hij thuis van tevoren op wat losse briefjes geschreven die naast hem op de bijrijdersstoel lagen. “Mijn oom moest me leren tanken en onderweg naar Saarbrücken reed ik voor het eerst op de snelweg.”
In Saarbrücken voerde hij voor het eerst loononderhandelingen, huurde zijn eerste eigen woning en reed al snel voor Bull het hele land door om computercursussen te geven. “Dat was een toffe tijd en ik heb goed geld verdiend.” Maar het was ook een intensieve baan. Toen hij een keer op de snelweg in slaap viel – dat liep nog maar net goed af – besloot hij het roer alsnog om te gooien en te gaan studeren. In Berlijn, dat hij kende van de bezoeken aan een goede vriend. “In Berlijn kon je een vak studeren als je er vijf jaar beroepservaring in had. Bij mij stelden ze informatica voor, maar dat wilde ik niet.” Uiteindelijk werd het een studie als leraar in het beroepsonderwijs. Dat paste goed bij hem, vond hij.
Inmiddels werkt hij al jaren met veel plezier op een beroepshandelsschool in Berlijn. Hij voelt zich thuis in de stad. In zijn geboortedorp Birkungen komt Meysing niet meer. “Daar ken ik niemand meer.”
Lees meer over 'Interviews: Toen de Muur viel':
‘Ik voel me schuldig dat we uit het Oosten vertrokken’
Dossier 30 jaar na de Muur: Antje Jung verhuisde tijdens de Wende van Dresden naar een West-Duits dorpje.
'Ik ben een bevoorrecht kind van de Wende'
Olivia Andiel was 12 jaar toen ze in oktober 1989 in Plauen in Saksen in een massaal protest belandde.
‘De Muur viel voor mij op het juiste moment’
Dossier 30 jaar na de Muur: voor Ingo Dittrich bood het einde van de DDR veel kansen
‘Altijd weer grappen over Trabantjes en bananen’
'Wendekind' Sabine Rennefanz herkent de frustraties van veel Oost-Duitsers, vertelde ze in Amsterdam.
Reacties
Erg leuk verhaal! Na het zien van zo'n 50 documentaires over de allerlei facetten van de DDR, een boek, een aantal films, de serie Weissensee, past zijn verhaal prima in die context. Mooi dat hij een positieve wending aan de Wende heeft kunnen geven!
Prachtig om te lezen. Ik voel de sfeer van toen weer en ondanks dat het interview mooi geschreven is, blijft het een gevoel en een periode die je niet in woorden kunt omschrijven. Het leven stond op zijn kop, de idealen waren verdwenen, het doel weg. De periode erna was net als opnieuw leren lopen met een andere grond onder je voeten. En ondertussen je eigen identiteit niet kwijt raken in een periode waar alles in stroomversnelling ging. Geboren in een land dat niet meer bestaat. Dat zijn wij!!
Wat ontzettend leuk om deze ervaringen van Christian Meysing te lezen. Aan deze kant van het verhaal denk je niet snel. Knap ook om zo snel om te schakelen in zo'n intensieve baan in het Westen. Heel indrukwekkend.