Dodenherdenking met Duitsers alleen lokaal
Ambassadeur Läufer herdenkt in Vught en Wassenaar
Achtergrond - 3 mei 2010
“Als we het met de verzoening serieus menen, horen wij ook op de Dam te staan”, zei de Duitse ambassadeur Thomas Läufer eind 2009 in het tv-programma ‘De oorlog’. Hij had het over de nationale dodenherdenking op 4 mei in Amsterdam. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei wil dat niet, want de zaak ligt nog "te gevoelig". Gezamenlijke dodenherdenkingen in veel Nederlandse gemeentes laten een ander beeld zien.
De reacties op de uitspraken van ambassadeur Läufer eind vorig jaar tonen in ieder geval één ding aan: Nederlanders zijn nog lang niet uitgepraat over de aanwezigheid van een Duitse hoogwaardigheidsbekleder bij de nationale dodenherdenking. Voor- en tegenstanders buitelden over elkaar heen op opiniepagina’s, het Nationaal Comité gaf een persverklaring uit en ook de Duitse ambassadeur voelde zich genoodzaakt zijn woorden uit te leggen.
Het is niet aan hem om te bepalen of hij een uitnodiging krijgt voor de Nationale Herdenking op de Dam, aldus de persverklaring van de ambassade twee dagen na de uitzending van ‘De oorlog’. “De ambassadeur zal zich dan ook van verder commentaar hierover onthouden.”
Begin januari volgde een gezamenlijke verklaring van de Duitse ambassade en het Nationaal Comité 4 en 5 mei, waarin zij het “misverstand” over de dodenherdenking uitleggen. Beide instanties zijn “het erover eens dat de bestaande opzet van de Nationale Herdenking een nationaal karakter heeft. Als gevolg daarvan zijn er geen vertegenwoordigers van andere landen aanwezig. (…)”
Negatief Duitslandbeeld
Het is niet voor het eerst dat deze discussie wordt gevoerd. Halverwege de jaren negentig speelden dezelfde gevoeligheden, zoals het net verschenen boek ‘Zestig jaar herrie om twee minuten stilte’ van historicus Maud van de Reijt aantoont. In die tijd kwam het besef op dat het negatieve Duitslandbeeld van veel Nederlanders nadelige gevolgen voor Nederland kon hebben, schrijft ze. Een herdenking die meer recht zou doen aan de vriendschappelijke verhouding tussen Nederland en Duitsland was gewenst, vonden voorstanders van gezamenlijk herdenken.
Eind 1993 zei de Nederlandse ambassadeur in Duitsland Peter van Walsum het nog scherper. Volgens hem hadden de anti-Duitse gevoelens in Nederland vooral “te maken met de schaamte van een volk dat bitter weinig voor zijn joodse medeburgers heeft kunnen doen of gedaan heeft (...).”
Uiteindelijk was het felle protest van verzetsgroepen en slachtofferorganisaties tegen gezamenlijk herdenken in 1994 doorslaggevend. De regering besloot het nationale karakter van de herdenking te handhaven en voor de herdenking van 1995, vijftig jaar na de oorlog, geen Duitse vertegenwoordigers uit te nodigen.
Verzoening
Ook in de discussie in 2009 en 2010 speelt het nationale karakter van de herdenking en de eerbied voor het psychische leed van de slachtoffers in het standpunt van het Nationaal Comité 4 en 5 mei nog steeds een centrale rol als het gaat om een mogelijke Duitse aanwezigheid op de Dam.
Bovendien, zo schrijft het Comité op haar website en in verschillende opiniestukken in Nederlandse kranten, is verzoenen iets anders dan herdenken. Verzoenen is het verleden onder ogen zien en met je voormalige vijanden aan tafel willen zitten. Herdenken is een plaats geven aan je verdriet om het verlies van de doden. Verzoening met Duitsland en Japan heeft allang plaatsgevonden, aldus het Comité.
De Duitse president Gustav Heinemann heeft in november 1969 al zijn respect aan de Nederlandse doden betuigd door een krans op de Dam te leggen. In 1985 deed zijn opvolger Richard Von Weizsäcker dat ook. “Een gebaar van verzoening heeft geen betekenis als je het elke keer weer opnieuw moet bewijzen”, vindt het Comité.
Lokale herdenkingen
Ondertussen worden sinds 1994 in steeds meer Nederlandse plaatsen Duitse vertegenwoordigers uitgenodigd op 4 mei. In 2008 herdachten al 33 Nederlandse gemeentes de doden samen met Duitsers, aldus Van de Reijt. Aanvankelijk ging dat vooral om grensgemeentes, maar inmiddels gebeurt het ook in steeds meer plaatsen in andere delen van het land.
Veel van die gemeentes hebben een stedenband met een Duitse plaats. Gezamenlijk herdenken bevordert die vriendschapsband, aldus Van de Reijt in haar boek. De Duitse aanwezigheid plaatst bovendien de noodzaak van Europese samenwerking op de voorgrond, hetgeen “door lokale politici veelvuldig wordt gepresenteerd als de ware les die uit de oorlog te trekken was”.
De Duitse vertegenwoordigers waren in eerste instantie alleen maar aanwezig, maar in de loop van de jaren legden ze ook kransen en hielden ze toespraken. Dat ging net als in het nationale debat regelmatig gepaard met protest. Maar anders dan bij de nationale herdenking was dat protest niet van doorslaggevend belang – al wachtte Haaksbergen met het uitnodigen van Duitse gasten tot de laatste overlevende van een plaatselijk oorlogsdrama in 2006 was overleden.
Internationaal karakter
De nationale dodenherdenking heeft in de loop van de jaren ook een steeds internationaler karakter gekregen, toont de studie van Van de Reijt aan. Ook in het Nationaal Comité wordt de discussie over Duitse aanwezigheid steeds weer gevoerd. Maar voor Thomas Läufer is in 2010 op de Dam nog geen plaats.
Net als vorig jaar herdenkt de Duitse ambassadeur de Nederlandse doden ’s middags in Kamp Vught. ’s Avonds betracht hij de twee minuten stilte bij de herdenking in de gemeente Wassenaar. Daar hebben ze hem wel uitgenodigd.
Afbeelding 2: De krans van president Heinemann in 1969 op de Dam. Afb.: dpa
Reacties
Geen reacties aanwezig