Economie:

Vakbonden
Arbeidsmarkt

De vakbonden in Duitsland zijn na de Tweede Wereldoorlog een gelijkwaardige partner bij loononderhandelingen en het ontwikkelen van arbeidsmarktbeleid geworden. Anders dan in Nederland speelt de Duitse overheid daarin een bescheiden rol.

Vakbonden
© flickr/UweHiksch
DGB-demonstratie op 1 mei

De Duitse overheid ziet zichzelf als hoeder van de orde en creëert een vrije markt binnen randvoorwaarden. Dat is het Duitse idee van de sociale markteconomie. Tot 2015 liet de overheid de bepaling van de hoogte van de lonen ook aan de markt over. Met de invoering van het minimumloon in januari 2015 werd hier voor het eerst een wettelijke ondergrens aan gesteld.

In Nederland wordt de overheid meer bij het loonoverleg betrokken en kan de minister van Sociale Zaken een cao algemeen bindend verklaren. De afwezigheid van de bemiddelende rol van de overheid leidt ertoe dat arbeidsconflicten in Duitsland regelmatig hoog oplopen.

Mitbestimmung

Een tweede belangrijk verschil met Nederland is de uitgebreidere Mitbestimmung (medezeggenschap). Duitse werknemers hebben niet alleen recht op medezeggenschap in een ondernemingsraad, ze hebben ook een afvaardiging in de Raad van Toezicht. Daardoor hebben ze ook invloed op de koers van het bedrijf. Bij bedrijven met meer dan 2000 personeelsleden hebben de werknemers en de aandeelhouders evenveel stemmen in de Raad van Toezicht. De Mitbestimmung maakt het werk van de vakbonden lastiger omdat zij niet de enige zijn die voor de belangen van de werknemers opkomen.

Ook speelt de federale inrichting van Duitsland een belangrijke rol bij loonafspraken. Die kunnen per deelstaat verschillen. Dat betekent dat de vakbonden zich niet alleen nationaal, maar ook op deelstaatniveau moeten organiseren.

DGB

De grootste overkoepelende organisatie van vakbonden in Duitsland is de DGB, de Deutsche Gewerkschaftsbund. Bekende DGB-leden zijn IG Metall, voor werknemers in de metaalindustrie, en Ver.di, voor de dienstverlenende sector. Een andere belangrijke vakbond is de DBB Beamtenbund und Tarifunion, voor onder meer ambtenaren.

In 2012 was 21 procent van de Duitse beroepsbevolking lid van een vakbond. Ledenaantallen van vakbonden liepen in Duitsland lange tijd sterk terug. In 1990 was nog 27 procent van de Duitse beroepsbevolking lid. Het dieptepunt werd in 2006 bereikt maar sindsdien nemen de ledenaantallen weer toe.

De vakbonden zijn vooral in traditionele sectoren, zoals de metaal- en elektrotechniek, goed georganiseerd en richten zich traditioneel op de vaste werknemers van bedrijven. Voor tijdelijke werknemers of uitzendkrachten hebben de bonden vaak minder te bieden. Van hen was in 2012 slechts 13 procent lid van een vakbond. De bonden hebben tijdelijke arbeidskrachten lang als bedreiging voor de klassieke arbeider gezien. Voor de uitzendkrachten was de nadruk van de bonden op cao’s voor brede sectoren minder interessant.

Band met de SPD

De vakbonden hadden oorspronkelijk een nauwe band met de sociaal-democratische SPD. Met het aantreden van de rood-groene regering van SPD-kanselier Gerhard Schröder in 1998 ontstond er verwijdering tussen de SPD en de vakbonden. Schröder maakte zich bij de bonden niet geliefd met zijn hervormingsprogramma Agenda 2010, waarmee hij hard ingreep in de arbeidsmarkt en sociale voorzieningen. Knarsetandend moesten de bonden maatregelen voor loonmatiging en flexibilisering van de arbeidsmarkt accepteren.

Toen de Duitse economie in 2010 weer begon te groeien, werd de roep om loonsverhogingen luider. Prekarisierung, vrij te vertalen als ‘armoede door onzeker werk’, werd één van de belangrijkste thema’s voor de vakbeweging. Op dit thema vonden de vakbonden en de SPD elkaar weer. In mei 2012 stegen de lonen, na jaren van loonmatiging, weer. In 2015 voerde de regering  Merkel-III van CDU/CSU en SPD, op aandringen van de sociaal-democraten, een algemeen geldend wettelijk minimumloon in.


top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger