Proza: vlijmscherpe maatschappijkritiek
Schrijven tijdens de wederopbouw, BRD 1949-1961
Tijdens de wederopbouw bleef de oorlog in de BRD het hoofdthema van de literatuur. Schrijvers probeerden, meer dan voorheen, de oorlogservaring vanuit een breder historisch perspectief te verklaren. Dit leverde werken met meer beschouwende en analytische waarde op.
De hoofdpersoon in 'Die Blechtrommel' weigert deel te nemen aan maatschappelijke ontwikkelingen.
Het toenemende kritische gehalte van de literatuur vloeide voort uit het geestelijke klimaat van de opbouwjaren. Het herstel van de economie stond centraal. Velen hadden geen behoefte aan bemoeizuchtige intellectuelen die aandrongen op bezinning over het nazi- en oorlogsverleden. Schrijvers als Heinrich Böll, Alfred Andersch, Wolfgang Koeppen en Martin Walser namen stelling tegen deze oppervlakkige mentaliteit. Zij uitten vlijmscherpe kritiek op de hypocrisie en bekrompenheid van kerk en staat, op de verdringing van het oorlogsverleden, op het ongeremde materialisme en op de schitterende carrières van voormalige nazi’s in het bedrijfsleven en de ambtenarij. Böll deed dit onder andere in ‘Billiard um halbzehn’ (1959).
Andere bekende schrijvers uit deze periode waren Siegfried Lenz en Wolfdieter Schnurre. Zij pleitten voor maatschappelijke betrokkenheid van schrijvers bij het verwerken van de Tweede Wereldoorlog. In hetzelfde jaar als Bölls ‘Billiard um halb zehn’ verscheen ‘Die Blechtrommel’ (1959) van Günter Grass. De jonge hoofdpersoon Oskar krijgt op zijn derde verjaardag een blikken trommel cadeau. Hij kondigt aan niet meer te willen groeien, omdat hij weigert deel te nemen aan de hypocriete wereld van de volwassenen. Als hem iets niet behaagt, slaat hij op zijn trommel of gilt hij zo hard dat de ruiten springen.
Sommige literatuurcritici zien in deze romans het einde van de emotioneel geladen Nachkriegsliteratur (naoorlogse literatuur) en het begin van een meer beschouwende periode van bezinning.