Natuurlyriek in de poëzie
Schrijven tijdens de wederopbouw, BRD 1949-1961
De poëzie van het Adenauer-tijdperk (kanselier van 1949 tot 1963) stak pover af bij het proza. Dichter Gottfried Benn greep terug op de natuurlyriek om de oorlogservaringen niet aan te hoeven snijden. Paul Celan wilde juist de pijn van de oorlog weergeven.
Dichter Gottfried Benn had het liever niet over de oorlog. Hij greep terug op natuurlyriek.
Gottfried Benn werkte als arts in het Derde Rijk. Hij toonde zich ervan overtuigd dat hij toen op nobele wijze was omgegaan met het verderfelijke nationaal-socialisme, hoewel het altijd aan zijn geweten is blijven knagen. Als dichter kreeg hij bekendheid met zijn bundel ‘Statische Gedichte’ (1948). De gedichten vielen op door modern taalgebruik. Het oorlogsverleden kwam niet aan de orde. Hij had deze gedichten in de tijd van zijn Innere Emigration ('emigratie naar binnen', in jezelf keren) geschreven; de poëzie leek mijlenver van de werkelijkheid af te staan.
Dit gold niet voor het werk van Paul Celan. Celan was in alle opzichten een tegenpool van Benn. Celans poëzie was geen vlucht uit de werkelijkheid, maar een weergave van alomvattende pijn. Veel mensen bewonderden zijn mysterieuze uitdrukkingskracht en onnavolgbare beeldgebruik. Zijn gedicht ‘Todesfuge’(1952) over de Holocaust is van eenzame klasse. Het gedicht is deels geschreven vanuit het perspectief van een opzichter in een concentratiekamp. Zijn brute gedrag tegenover de Joden staat haaks op de liefdevolle brieven die hij aan zijn vrouw Margarete schrijft. Dat hij ook menselijke trekken heeft, maakt de afschuw voor de opzichter alleen maar groter. Het gedicht werd ongekend populair en werd uitgemolken in de Duitse les op school. In zijn latere werk werd een eenduidige interpretatie van zijn vaak cryptische gedichten onmogelijk.
De Oostenrijkse dichteres Ingeborg Bachmann sloeg als één van weinigen nieuwe wegen in. Zij was ervan overtuigd dat lyrische taal over de grenzen van de realiteit kon reiken. Haar existentialistische en uiterst persoonlijke schrijfwijze kreeg vooral beslag in de bundels ‘Die gestundete Zeit’ (1953) en ‘Anrufung des großen Bären’ (1956).