Financiële crisis
Crisis en economisch herstel met Merkel 2005-2013
De ineenstorting van de Amerikaanse hypotheekmarkt in 2008 en de financiële crisis die daar op volgde, bracht de Duitse economie in de problemen. Ook Duitse banken kregen moeite om het hoofd boven water te houden.
Merkel en Sarkozy, 'Merkozy', namen initiatieven om uit de financiële crisis te komen
Vooral de regionale Landesbanken vormden een probleem. Zij hadden flink geïnvesteerd op de Amerikaanse hypotheekmarkt. Toen die investeringen in rook opgingen, moesten de Landesbanken met miljarden van de deelstaten en de federale overheid overeind worden gehouden.
De wereldwijde financiële crisis leidde tot grote problemen voor de van export afhankelijke Duitse economie. De groei van het bruto binnenlands product (bbp) daalde in 2008 tot 1,1 procent, een jaar later was er sprake van een krimp van 5,6 procent. De werkloosheid steeg in 2009 tot 9,1 procent , maar in vergelijking met de jaren daarvoor viel die stijging mee.
Onder leiding van minister van Financiën Peer Steinbrück (SPD) pakte Duitsland de economische crisis voortvarend aan. De bondsregering richtte een staatsfonds op dat met een budget van 480 miljard euro noodlijdende Duitse banken te hulp kon schieten. Veel Landesbanken deden een beroep op het fonds.
Ook op Europees niveau werden maatregelen getroffen. Op initiatief van kanselier Merkel en de Franse president Sarkozy kreeg de EU meer mogelijkheden om lidstaten tot een solide financiële huishouding te dwingen. Daarnaast werd er een Europees noodfonds opgericht voor eurolanden met financiële problemen, de ESFS. In 2012 werd dat omgezet in het permanente noodfonds ESM. Ook het toezicht van de Europese Centrale Bank op de nationale banken werd verscherpt. Kanselier Merkel stelde zich terughoudend op omdat zij niet wilde dat voornamelijk Duitsland voor de kosten van de crisis zou betalen.
De Duitse economie herstelde snel, in 2010 groeide het bbp alweer met 4 procent. De werkloosheid daalde naar 7,6 procent in 2012. Het snelle herstel werd voornamelijk veroorzaakt door de relatief lage lonen in Duitsland en de vraag naar Duitse producten in opkomende economiën als bijvoorbeeld China.