Onder de ‘H’ van ‘Holland’
Tentoonstelling over Duitse kunstenaars in Amsterdam
Achtergrond - 29 augustus 2007
(29 augustus 2007) Amsterdam was na de machtsovername van de nazi’s een geliefd toevluchtsoord voor veel Duitse kunstenaars. De tentoonstelling 'Transit Amsterdam' in München, komend jaar eveneens te zien in Münster, geeft een even veelzijdig als indringend beeld van hun bestaan.
De schrijver Jef Last, de uitgevers Geert van Oorschot en Emmanuel Querido - in het adresboekje van auteur Klaus Mann (1906-1949) staan ze allemaal onder de 'H' van 'Holland'. Het boekje maakt deel uit van de tentoonstelling 'Transit Amsterdam' in het Münchense literatuurarchief Monacensia. Samen met talloze andere documenten illustreert het adresboekje hoe de vlucht uit Duitsland Klaus Mann en vele andere kunstenaars ertoe dwong hun leven opnieuw te ordenen.
Voor veel van de schrijvers, schilders, acteurs, cabaretiers en andere kunstenaars die in de jaren dertig het nationaalsocialistische Duitsland moesten verlaten, vormde Amsterdam het eerste toevluchtsoord. Niet alleen viel hier begin jaren dertig nog vrij gemakkelijk een verblijfsvergunning te krijgen, ook bestond in Nederland destijds een groot publiek voor Duitstalige boeken, films en podiumkunst.
Bekende kunstenaars konden daarom zonder veel problemen hun werk in Nederland voortzetten. Zo zetten de Amsterdamse uitgeverijen Querido en Allert de Lange Duitstalige afdelingen op poten. Grote namen als Thomas Mann, Bertolt Brecht en Joseph Roth verschenen tussen 1933 en 1940 in Nederland.
Haring en jenever
Eigenlijk hadden deze twee uitgeverijen centraal moeten staan in 'Transit Amsterdam', vertelt organisator Veit Schmidinger. Maar hijzelf drong aan op een ruimere aanpak: "Een abstracte instelling als een uitgeverij spreekt nu eenmaal niet zo tot de verbeelding."
Bovendien, zegt Schmidinger: niet elke vluchteling kwam met zo'n goedgevuld adresboekje over de grens als Klaus Mann. Juist het werk van Manns minder bekende generatiegenoten Konrad Merz (pseudoniem voor Kurt Lehmann, 1908-1999) en Hans Keilson (geboren 1909) geeft daarom zo'n originele en authentieke kijk op het leven als vluchteling in Nederland. Anders dan Mann, die vooral in intellectuele en kosmopolitische kringen verkeerde, kwamen zij veel met de Nederlandse samenleving in contact.
Manns beschrijving van zijn gastlanden, waaronder Nederland en Frankrijk, blijft daarom vaak nogal stereotiep, vindt Schmidinger, die op Klaus Mann gepromoveerd is. Inderdaad: terwijl Konrad Merz in zijn debuutroman Duitse en Nederlandse woorden tot een vervreemdend mengsel samenvoegt, draait Klaus Manns beschrijving van Amsterdam vaak om haring en jenever.
Kennismaking met Nederland
'Transit Amsterdam' weet zulke stereotypen te vermijden. De tentoonstelling is gebaseerd op een enorme hoeveelheid historisch materiaal. Naast Monacensia en het literatuurarchief in Marbach, hebben Nederlandse organisaties als het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie en het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis onder meer brieven en foto's ter beschikking gesteld.
Schmidinger wil tegenover zijn Nederlandse gesprekspartner benadrukken dat het contact met de Nederlandse instellingen aangenaam soepel verliep. Voor de germanist en kunsthistoricus was het, afgezien van een paar eerdere bezoekjes aan Amsterdam, de eerste echte kennismaking met Nederland. Eerder vond hij de stad maar rommelig en de mensen onvriendelijk tegenover Duitse bezoekers. Maar, denkt hij hardop, misschien komt dat minder door het oorlogsverleden dan door de overlast van Duitse (soft-)drugstoeristen.
Vluchtelingen aan het woord
De in 1972 geboren Schmidinger is duidelijk wars van vooroordelen en deze onvooringenomen kijk op Nederland spreekt ook uit de tentoonstelling. Schmidinger en zijn medeorganisator Wilfried Schoeller vermijden zo het in Duitsland vaak al te rooskleurige beeld van het tolerante Nederland.
Weliswaar brengt 'Transit Amsterdam' een hommage aan Nederlandse literaten als Menno ter Braak en Nico Rost, twee hartstochtelijke ambassadeurs voor de emigrantenliteratuur. Maar ook de Nederlandse collaboratie komt ter sprake, evenals de botte Nederlandse reacties op uit Duitsland gevluchte joden, vanwege hun accent vaak als 'moffen' bestempeld.
Maar gelukkig heft 'Transit Amsterdam' nergens een belerend vingertje. De tentoonstelling laat vooral de vluchtelingen zelf aan het woord, onder andere in de vorm van brieven, foto's en literaire fragmenten. In juni kwam een van de laatste ooggetuigen van deze periode, de inmiddels 98-jarige schrijver en psychiater Hans Keilson, nog persoonlijk vanuit zijn woonplaats Bussum naar Monacensia.
Ontdekkingen
De presentatie aan de hand van persoonlijke verhalen is niet alleen boeiend voor een breed publiek. Ook voor bezoekers met voorkennis bevat de tentoonstelling een schat aan nieuwe ontdekkingen. Dat ligt, behalve aan de hoeveelheid, ook aan het veelzijdige materiaal. Zoals Klaus Manns adresboekje alle Nederlandse contacten onder de ‘H’ van ‘Holland’ samenbrengt, bundelt de tentoonstelling de meest uiteenlopende kunstenaars, die maar één ding gemeen hebben: hun korte of langere verblijf in Amsterdam.
Het verschil tussen 'hoge' en 'triviale' kunst doet bij 'Transit Amsterdam' evenmin ter zake als de politieke kleur van de kunstenaars: de conservatieve dichtersgroep Castrum Peregrini komt net zo goed aan bod als de linkse schrijver Wolfgang Cordan. Naast grote namen als Erika Manns politiek cabaretgezelschap Die Pfeffermühle staat het meer op verstrooiing gerichte joodse vluchtelingencabaret Ping Pong. Behalve schrijvers zijn ook beeldende kunstenaars als Max Beckmann vertegenwoordigd, wiens Amsterdams werk momenteel in het Van Goghmuseum te zien is.
Onbevooroordeeld
Ondanks de brede stof blijft 'Transit Amsterdam' overzichtelijk. De tentoonstelling neemt de bezoekers niet aan het handje, maar de samenstellers hebben hun materiaal grondig geselecteerd. Vaak zijn het één of twee goedgekozen documenten, die een bepaald aspect van het emigrantenbestaan treffend belichten. Naast het adresboekje van Klaus Mann is dat bijvoorbeeld het paspoort van de joodse Hans Keilson, wiens Duitse nationaliteit ook na de vlucht een blok aan zijn been bleef. Zo verboden de Nürnberger rassenwetten hem met zijn Duitse verloofde te trouwen.
Een nadeel van deze aanpak is dat de historische achtergrond soms wat tekortschiet. Naast het gedifferentieerde historische materiaal komen de opzettelijk beknopt gehouden onderschriften soms wel erg vereenvoudigend over. Een nauwere samenwerking van de literatuurwetenschappers Schoeller en Schmidinger met een historicus zou de kwaliteit van de tentoonstelling op dit punt ten goede zijn gekomen. Maar over het algemeen is de onbevooroordeelde houding van de makers een aanwinst. Zowel de bekende en onbekende kunstenaars als het overbekende Amsterdam verschijnen hier in een heel nieuw licht.
'Transit Amsterdam' is nog tot en met 26 oktober in Monacensia in München te zien. Van 8 november tot en met 13 januari 2008 in het Haus der Niederlande in Münster.
Carina de Jonge promoveert in München en schrijft regelmatig voor het Duitslandweb.
Reacties
Geen reacties aanwezig