Oost-Duitsland blijft economisch probleemgebied
Economische opleving toont noodzaak steungelden aan

Achtergrond - 19 april 2007

(19 april 2007) Anders dan sommige West-Duitse politici beweren, bewijst de recente economische opleving in het voormalige Oost-Duitsland eens te meer het belang van goed geïnvesteerde steungelden.

In de al jaren aanhoudende discussie rondom de besteding van solidariteitsgelden voor de Oostduitse deelstaten is sinds kort een heel nieuw argument opgedoken. Al ruim een half jaar tekent zich in delen van de voormalige DDR een opmerkelijke economische opleving af. Voor het eerst sinds de hereniging zijn de economische prognoses in Oostduitse steden als Potsdam, Dresden en Jena zelfs beter dan in delen van West-Duitsland. Maar de eis van enkele Westduitse politici om de steungelden op korte termijn te snoeien, is volgens experts voorbarig. Nog steeds bestaan er structurele verschillen tussen Oost en West. Deze laten niet alleen zien dat de solidariteitsgelden broodnodig zijn, maar ook dat deze gelden nog lang niet optimaal worden ingezet.

"Dresden laat Hamburg achter zich, Potsdam verslaat Ulm." Na jaren van economische stagnatie in de oostelijke deelstaten klonk de Spiegel-kop naar aanleiding van de eind vorige maand verschenen 'Zukunftsatlas 2007' bijna even opzienbarend als het klassieke "Man bijt hond". Inderdaad bevatte het voor het Handelsblatt uitgevoerde onderzoek van het Zwitserse Prognos-instituut verrassend positieve cijfers over de Oost-Duitse economie. Zo bleek de hoofdstad van Mecklenburg-Vorpommern, Greifswald, de snelste groei door te maken op het gebied van economie, werkgelegenheid, innovatie en bevolkingsontwikkeling en belandden Potsdam, Dresden en Jena in de top twintig van economisch welvarende steden – nog vóór van oudsher rijke westelijke steden als Hamburg en Ulm.

Arm en rijk

Berichten als deze verleidden een aantal politici van verschillende partijen er deze maand toe om zich nog eens tegen de omstreden steungelden uit te spreken. Maar alle goede meldingen ten spijt zijn economen en beleidsmakers het er grotendeels over eens dat de oostelijke regio's hun economische achterstand nog lang niet hebben ingelopen. De snelle economische groei beperkt zich namelijk tot een paar koplopers in de zuidelijke deelstaten van het voormalig DDR-gebied, met name Saksen. De noordelijke deelstaten Brandenburg en Mecklenburg-Vorpommern blijven – met uitzondering van een stad als Greifswald – probleemgebieden. Door de snelle economische groei van een paar bevoorrechte regio's is het verschil tussen arme en rijke gebieden in het voormalig Oost-Duitsland inmiddels aanzienlijk groter dan binnen de oude BRD-deelstaten – en ook groter dan de kloof tussen Oost en West.

Juist aan deze verschillen is volgens deskundigen af te lezen dat de oostelijke deelstaten nog steeds te kampen hebben met de gevolgen van de DDR-tijd. De succesvolle regio's profiteren namelijk niet zozeer van de steungelden als wel van de instellingen en infrastructuren, die deels zelfs nog uit de tijd vóór de oprichting van de socialistische republiek dateren.

Zo zorgt in Jena onder andere de laser- en sensorenfabrikant Jenoptik voor werkgelegenheid en aantrekkende conjunctuur. Dit voormalig DDR-staatsbedrijf heeft op zijn beurt zijn wortels in de instrumentenfabriek Zeiss, die na de Tweede Wereldoorlog haar productie naar de Bondsrepubliek verplaatste. Zelfs de op het eerste gezicht zo nieuw aandoende chip-industrie in Dresden en omgeving borduurt in feite voort op de expertise van het inmiddels failliete DDR-bedrijf Robotron. Bovendien draagt in steden als Dresden Greifswald en Potsdam de samenwerking van het bedrijfsleven met de – deels eeuwenoude – universiteiten bij aan de voorspoedige economische groei.

Structurele achterstand

Samen met de grote economische verschillen binnen de ex-DDR ontkracht de lange nawerking van oude economische en maatschappelijke structuren de aanvankelijke hoop dat de oostelijke deelstaten met behulp van steungelden economisch op het niveau van de oude Bondsrepubliek kunnen komen. Bepaalde regio's, daar zijn experts het inmiddels over eens, zullen hun structurele achterstand niet meer kunnen inhalen.

Minister Wolfgang Tiefensee ziet in het falen van de oorspronkelijke ambities van het solidariteitspact echter geen reden om dit voortijdig op te geven. De afspraak om de ex-DDR-staten tot en met 2019 te subsidiëren moet blijven voortbestaan. Wel moeten de gelden volgens hem anders over de regio's verdeeld worden: de gelijkmatige verstrekking van subsidies aan de oostelijke deelstaten volgens het Gießkannenprinzip (letterlijk: gieterprincipe) moet plaatsmaken voor gerichte investeringen in de groeiregio's. Daardoor is de situatie volgens Tiefensee precies tegengesteld aan de Westduitse deelstaten, waar het zinvol is om doelgericht in de handvol zwakke regio's te investeren. Hij ziet zich in deze opvatting gesteund door deskundigen, onder wie de samenstellers van de 'Zukunftsatlas'.

Terug naar de natuur

De cijfers spreken op het eerste gezicht tegen het zogeheten 'vuurtorenprincipe'. Volgens deze theorie straalt het succes van plaatsen, die economisch boven de rest van de regio uitsteken, automatisch uit naar het achterland. Dat is in Oost-Duitsland tot nu toe nog niet het geval. Maar een aantal steden heeft wel degelijk het potentieel om in de toekomst zo'n regiofunctie te gaan vervullen, aldus 'Zukunftsatlas'-medewerker Peter Kaiser in een interview met Spiegel. De steungelden kunnen deze gebieden daarbij precies het nodige duwtje in de rug geven. De zwakkere regio's hebben daarentegen volgens Kaiser vooral middelen nodig om economisch stabiel te blijven, maar geen extra gelden voor bijvoorbeeld onderzoek en cultuur: de achterstallige infrastructuur valt immers met behulp van subsidies niet te verhelpen.

Sommige economen pleiten er om die reden zelfs al voor om deze gebieden 'terug te geven aan de natuur', als reservaten en recreatiezones. Hoe cynisch dit voorstel in de ogen van sommigen ook mag zijn: er bestaat geen betere illustratie voor de aparte status, die het voormalig Oost-Duitsland ondanks de economische opleving in deelstaten als Saksen en Thüringen voorlopig zal blijven houden.

Carina de Jonge is germaniste en promoveert in München.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger