De Duitse geschiedenis in 8000 voorwerpen
Berlijns museum toont Duitsland degelijker dan ooit
Achtergrond - 2 juni 2006
(2 juni 2006) Eindelijk is het dan zover. De lang verwachte en bij voorbaat omstreden vaste tentoonstelling van het Deutsches Historisches Museum (DHM) wordt vandaag feestelijk geopend. De tentoonstelling is een typisch staaltje Duitse zelfkastijding. Een bezoeker stapt hier niet monter weer naar buiten.
tekst en foto's: Leonie van Nierop
Het idee voor het DHM is al oud, het werd in 1983 voor het eerst door Helmut Kohl geopperd. Zijn suggestie leidde tot hevige discussies over de al dan niet nationalistische Duitse volksaard. De debatten verzandden omdat het West-Duitsland ontbrak aan zowel een gebouw als aan een fatsoenlijke collectie.
In 1987 deed Kohl een nieuwe poging. Hij klom op de Rijksdag, keek uit over Tiergarten en kreeg een visioen. Hier zou het DHM moeten verrijzen. Op de plek waar nu het Kanzleramt staat, werd welgeteld één grondsteen voor het museum gelegd. In het communistische Oost-Berlijn had het Museum für Deutsche Geschichte al in 1952 intrek genomen in het Zeughaus. Dit pompeuze, roze gebouw grensde voorheen aan het Stadsslot en diende in de achttiende eeuw als opslagplaats voor munitie. Tijdens het Derde Rijk paradeerden de nazi’s over de binnenplaats. Tot 1990 werd hier getoond hoe de DDR het onvermijdelijke hoogtepunt van vierhonderd jaar Duitse geschiedenis vormde.
Toen Willy Brandt in 1985 dit museum bezocht, schreef hij in het gastenboek: "Het is er nu eenmaal, die Duitse geschiedenis." Na de val van de Muur kwam het Zeughaus vrij en kreeg het zijn huidige bestemming. In 1998 ging het gebouw dicht en verhuisde het museum naar het tegenoverliggende Kronprinzenpalais. Wel werd in 2003 naast het Zeughaus de aanbouw van de beroemde architect IM Pei geopend. In dit moderne gebouw werden de laatste jaren spraakmakende exposities gehouden als ‘Holocaust’, ‘Kriegsende 1945’ en ‘Mythe der Nationen’.
Pijnstillers
Ondanks deze haast onvermijdelijke kritiek is het museum een bezoek waard. In het DHM is een overdaad aan topstukken te vinden, uitgestald in chique vitrines en begeleid door informatieve bordjes. Maar hier stapt een bezoeker na twee uurtjes niet fris en opgewekt naar buiten. De onderste verdieping laat een typisch staaltje Duitse zelfkastijding zien. In geuren en kleuren worden de gruwelen van de Duitse twintigste eeuw verteld. De directie zal geen andere keus gehad hebben, maar aangenaam is anders.
Een ander punt van kritiek is de hoeveelheid voorwerpen. Het bekijken van achtduizend beladen objecten is zelfs voor de meest getrainde museumbezoeker een onmogelijke opgave. In een van de laatste vitrines liggen achtergelaten sleutelbossen van DDR-burgers die er vanuit gingen nooit meer terug te keren. Natuurlijk prikkelen sleutelbossen de fantasie, maar na zalen vol kanonnen, schreeuwerige posters en prullaria, kan de overvoerde bezoeker weinig meer dan opgelucht naar buiten vluchten en Willy Brandt gelijk geven.
Reacties
Geen reacties aanwezig