Duitsland tussen eigenbelang en gerechtigheid

Achtergrond - 6 oktober 2004

(5 oktober 2004) Joschka Fischer heeft zich vorige week in New York hard gemaakt voor een Duitse permanente zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Duitsland komt, in de ogen van Berlijn, het recht op een permanente zetel meer dan toe. Het land is immers niet alleen de derde economie van de wereld, maar bovendien de derde financier van de VN en de tweede leverancier van troepen voor VN gesanctioneerde acties. Bovendien staat de VN voor het door Duitsland zo hoog gewaardeerde multilateralisme. Maar juist in dit licht is Duitslands claim opmerkelijk te noemen.

De energieke en vastbesloten manier waarop Berlijn al sinds een jaar lobbyt voor een zetel in de Veiligheidsraad weerspiegelt de cultuuromslag die zich in de afgelopen jaren in de Duitse buitenlandse politiek heeft voltrokken. De toon is zelfverzekerder en assertiever, zeker nu bondskanselier Schröder de buitenlandse en Europese politiek meer naar zich toe heeft getrokken.

Schröder voelt niet langer de loden last van het verleden die de Duitse politiek tot voor kort een zekere beperking en een specifieke verantwoordelijkheden heeft opgelegd. Hij spreekt onbekommerd over nationale belangen als criterium voor het vastleggen van de buitenlands politieke doelstellingen. Duitsland dient zich niet langer te gedragen als een groot Zwitserland, maar dient zijn verantwoordelijkheid als grote mogendheid te nemen. En dat betekent dat Berlijn een grotere en meer zelfstandige rol in de internationale politiek moet gaan spelen. Zo wil Schröder een meer onafhankelijke koers van de Verenigde Staten en wenst hij zich niet langer volledig dienstbaar op te stellen tegenover Europa. Traditioneel neigde de Bondsrepubliek ernaar de eigen belangen ondergeschikt te maken aan de Europese en trad zij telkens weer als betaalmeester op wanneer financiële problemen of meningsverschillen het integratieproces dreigden te stokken.

Platz an der Sonne
Sommige commentatoren merken schertsend op dat deze linkse regering net als in de tijd van keizer Wilhelm II tijd weer een "Platz an der Sonne" opeist. Berlijn wil door de internationale gemeenschap als grote mogendheid erkend worden en zelfs, in de woorden van Schröder, "op gelijke ooghoogte" met de VS staan. Duitsland is na de eenwording niet alleen volledig soeverein geworden, het heeft nu ook de mogelijkheid of zelfs de plicht zich in zijn buitenlandse politiek te emanciperen en als een 'normale' staat te opereren.

Duitsland lijkt met de claim op een permanente zetel vooral erkend en gehonoreerd te willen zien dat het een belangrijke mogendheid is. De zetel geeft het land de status waarop het in de ogen van Berlijn recht heeft. Over de vraag wat het politieke programma is dat Duitsland graag in de Veiligheidsraad zou willen realiseren blijven zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als het Bundeskanzleramt in het vage. Daardoor kan de indruk ontstaan dat het verwerven van status de belangrijkste drijfveer voor de Duitse regering is om dit hoge doel na te streven.

Multilateralisme
Natuurlijk, de Bondsrepubliek heeft de Veiligheidsraad altijd een essentieel orgaan in de internationale politiek gezien. De VN staan voor het multilateralisme dat in de naoorlogse Duitse politieke cultuur zo'n centrale plaats inneemt en dat als remedie diende voor de oude Duitse neiging tot Alleingang. Multilateralisme is in Duitsland niet alleen een instrument van buitenlandse politiek, maar ook een doel op zichzelf. Het is zo bezien welhaast een morele categorie. Multilaterale politiek is goed en unilaterale politiek is fout. De Veiligheidsraad is eigenlijk de enige instelling die legitimiteit kan verschaffen voor het inzetten van militairen in conflictgebieden. Door te eisen dat de Veiligheidsraad militair interventies moet sanctioneren, kan voorkomen worden dat landen unilateraal uit eigenbelang ingrijpen.

Maar juist door de nadruk op de VN en de Veiligheidsraad als de instrumenten waarmee de wereldgemeenschap legitimiteit kan verschaffen aan internationale interventies, komt het Duitse streven naar een permanente zetel in zekere zin in een vreemd daglicht te staan. Zou de Veiligheidsraad als de ultieme legitimerende instantie eigenlijk niet een afspiegeling moeten vormen van die globale statengemeenschap? En als dat zo is, is Europa dan eigenlijk niet al oververtegenwoordigd met twee zetels (of drie wanneer we Rusland meerekenen)? Waarom zou er dan nog een zetel voor een Europees land bij moeten komen? Zelfs wanneer andere staten, zoals Japan, India, Brazilië en een Afrikaans land ook een permanente zetel zouden krijgen, dan nog is Europa buitenproportioneel vertegenwoordigd.

Het argument dat Duitsland een van de belangrijkste financiers van de VN is, doet enigszins denken aan het censuskiesrecht van de negentiende eeuw. Wie betaalt mag meepraten. Maar juist Duitse politici benadrukken graag dat recht boven macht gaat. Kortom: het Duitse pleidooi voor multilateralisme en legitimiteit via de Veiligheidsraad staat op gespannen voet met de claim op een permanente zetel.

Europese verhoudingen
Toen de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Frattini het Duitse streven naar een eigen zetel kritiseerde (Italië glijdt dan in de Europese hiërarchie immers af naar een tweederangs macht) en een pleidooi hield voor een Europese zetel, diende Fischer hem onmiddellijk van repliek door op te merken opmerken dat een Europese zetel vooralsnog niet haalbaar is. Frankrijk en Engeland zijn immers niet bereid hun geprivilegieerde positie op te geven. Hij daagde Italië uit zelf ook naar een permanente zetel te dingen en de concurrentiestrijd met Duitsland om een plek in de Veiligheidsraad aan te gaan. Dit werpt toch weer een nieuw licht op de Europese verhoudingen.

Duitsland is een belangrijke macht in het centrum van Europa en het is buiten twijfel dat het land de verantwoordelijkheden die deze positie met zich meebrengt zal moeten nemen. Of dit tot uitdrukking moet komen in een permanente zetel voor Duitsland in de Veiligheidsraad mag worden betwijfeld. Leiderschap drukt zich niet uitstuitend uit in status gevende posities en een zelfverzekerde en assertieve stijl, maar evenzeer in het vermogen andere landen samen te binden. Juist aan een dit laatste is in Europa, dat als gevolg van het grote aantal lidstaten onwerkbaar dreigt te worden, grote behoefte. Duitsland zou er beter aan doen zijn klassieke rol van Europese schaapsherder op zich te nemen. Daarmee dient het de Europese en nationale belangen meer dan met een permanente zetel in de Veiligheidsraad.

Ton Nijhuis is wetenschappelijk directeur van het Duitsland Instituut Amsterdam.

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger