Angst voor terugkeer 'staat in staat'
Verzet tegen de invoering van het beroepsleger
Achtergrond - 5 januari 2004
(5 januari 2004) In Duitsland gaan steeds meer stemmen op voor afschaffing van de dienstplicht en voor invoering van het beroepsleger. Tegenstanders van een dergelijk besluit waarschuwen voor de mogelijke, negatieve gevolgen.
Moet de militaire dienstplicht in Duitsland worden afgeschaft? Deze vraag wint aan actualiteit, naarmate er meer bekend wordt over de plannen van minister van Defensie Peter Struck (SPD) om het Duitse leger te hervormen. Struck wil voor het jaar 2010 de Bundeswehr van 285 duizend naar 250 duizend manschappen terugbrengen en een kwart van de huidige 530 militaire bases in de Bondsrepubliek sluiten. De geplande maatregelen zijn de eerste concrete uitkomsten van het voornemen om het Duitse leger klaar te stomen voor de oorlogsvoering van de eenentwintigste eeuw. In een tijd waarin begrippen als 'crisisinterventie', 'anti-terreur-operaties' en 'globale inzetbaarheid' een centrale rol spelen, moet het Duitse leger compact en flexibel zijn. Struck wil dat Duitsland over enkele jaren in staat is om 35 duizend militairen een jaar lang wereldwijd in te zetten. Deze rol ziet hij weggelegd voor de beroepsmilitairen, die momenteel ongeveer tweederde van alle Bundeswehr-troepen uitmaken.
Tot zover is er weinig aan de hand. Voor- en tegenstanders van de dienstplicht zijn het eens over de noodzaak van een modernisering van het Duitse leger en over het feit dat de duur van de huidige dienstplicht (negen maanden) niet voldoet om goedwillende burgers om te vormen tot de gespecialiseerde krachten waar het moderne leger behoefte aan heeft. Het punt waarover de tegenstanders van de dienstplicht - beter: de voorstanders van een beroepsleger - struikelen, is het voornemen van Struck om de dienstplicht te behouden, ondanks het feit dat de Bundeswehr wat hem betreft in de toekomst alleen nog maar beroepsmilitairen naar het front stuurt. Wat voor zin heeft het om de dienstplicht te bewaren, als tegelijkertijd wordt gestreefd naar een leger dat in staat is om zonder dienstplichtigen te opereren? Wees dan consequent en stap volledig over op een beroepsleger, aldus een minderheid in de Bondsdag, bestaande uit FDP, Die Grünen en een deel van de SPD. Bovendien beschikken de bondgenoten van Duitsland, variërend van Frankrijk en Amerika aan de ene kant, tot Spanje en Nederland aan de andere kant, inmiddels ook over een beroepsleger.
Burger in uniform
Strucks pleidooi voor behoud van de dienstplicht is op het eerste gezicht inderdaad strijdig met zijn eigen toekomstbeeld van de Bundeswehr. Maar schijn bedriegt. Struck geldt als realist; het is onwaarschijnlijk dat hij niet beseft dat de komst van het beroepsleger in Duitsland onvermijdelijk is. Zijn roep om behoud van de dienstplicht moet veeleer worden gezien als bezwering van de historisch gegroeide vrees bij veel Duitsers voor een al te zelfstandig leger. Nadat Duitse militairen - SS'ers, maar ook reguliere Wehrmacht-soldaten - tijdens de Tweede Wereldoorlog ongekende misdaden hadden begaan, moest de Bondsrepubliek het tot tien jaar na haar oprichting zonder leger stellen. Toen West-Duitsland in 1955 soeverein werd en in het kader van het NAVO-lidmaatschap weer een leger op de been mocht c.q. moest brengen, werd welbewust gekozen voor strijdkrachten bestaande uit louter dienstplichtigen. De 'burger in uniform' moest het contact tussen leger en samenleving waarborgen en zo voorkomen dat het leger zou kunnen uitgroeien tot 'staat binnen de staat', zoals onder de nazi's was gebeurd. De huidige roep om een beroepsleger en om afschaffing van de dienstplicht zou eventuele angsten voor machtsmisbruik door het Duitse leger kunnen doen opleven. De nadruk die Struck legt op het belang van de dienstplicht, is vooral bedoeld om deze angsten weg te nemen en zo de geesten rijp te maken voor het beroepsleger.
Een ander veelgehoord, typisch Duits argument tegen afschaffing van de dienstplicht luidt, dat een dergelijke stap de zorgsector zou duperen. Wie vanwege gewetensbezwaren militaire dienst weigert, is in Duitsland verplicht tot alternatieve dienstverlening, in het Duits Zivildienst geheten. Degenen die voor deze mogelijkheid opteren, de zogeheten Zivi's, worden doorgaans ingezet in de zorgsector: in bejaardentehuizen, bij de daklozenopvang of in de thuiszorg. De geschetste afkeer van veel (jonge) Duitsers van alles wat in hun ogen naar militarisme neigt, heeft in de afgelopen decennia in Duitsland bijgedragen aan het ontstaan van een zorgsector die sterk leunt op dienstweigeraars. De omvang van het netwerk wordt duidelijk wanneer een vergelijking wordt gemaakt tussen het aantal Zivi's en het aantal dienstplichtige militairen dat Duitsland momenteel telt: 150 duizend tegenover 90 duizend. De zorgverzekeraars, die in de dienstweigeraars goedkope arbeidskrachten hebben, wijzen graag op de vermeende onmisbaarheid van de Zivi's, telkens wanneer stemmen opgaan voor afschaffing van de dienstplicht. Zonder dienstplicht geen ziekenzorg, zo luidt de boodschap.
Hoewel niemand het belang van goede zorg zal ontkennen, wekt deze argumentatie bij sommige Duitsers weerstand. De dienstplicht behouden, om haar te kunnen weigeren: dat klinkt naar de omgekeerde wereld. Florian Schwarz, student theologie in Berlijn en voormalig Zivi, wijst er op dat het systeem bovendien niet zo voordelig is als menigeen in de zorgsector veronderstelt: "Een dienstweigeraar is relatief duur, omdat er geld wordt geïnvesteerd in zijn opleiding tot ziekenverzorger, terwijl hij na minder dan een jaar weer vertrekt. De zorg moet haar eigen mensen organiseren. Dan kan het beroepsleger ook worden ingevoerd". Robert Loef, rechtenstudent in de Duitse hoofdstad en eveneens voormalig Zivi, vreest voor de gevolgen van zo'n besluit: "Dan kan er een 'staat binnen de staat' ontstaan. Om dat te voorkomen moet de dienstplicht worden behouden". Schwarz deelt de vrees voor het beroepsleger niet: "Er is in Duitsland allang geen sprake meer van sterke integratie van leger en samenleving, omdat de dienstplichtige militairen allang niet meer uit alle lagen van de bevolking komen. De praktijk leert dat vooral lager opgeleiden in dienst gaan. Maar dat heeft toch niet geleid tot een 'staat binnen de staat'? Dat is een ouderwets argument".
Mark Schenkel is student Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en schrijft regelmatig artikelen voor het Duitslandweb. Momenteel studeert hij aan de Humboldt Universität in Berlijn.
Reacties
Geen reacties aanwezig