De constructie van de volkskunde
Barbara Henkes 'Uit Liefde voor het volk'
Boeken - 25 januari 2006
- Auteur:
Krijn Thijs
(25 januari 2006) Barbara Henkes' studie 'Uit liefde voor het volk' heeft nogal wat discussie losgemaakt. Met een ‘meervoudige biografie’ van vier toonaangevende Nederlandse volkskundigen uit het interbellum dringt Henkes door in het schemergebied tussen wetenschap, politiek en ‘het persoonlijke’. Het resultaat is een goed leesbare en degelijke studie over controversiële stof, want de ouderwetse volkskunde heeft geen goede reputatie.
De vroege volkskunde staat bekend als een verdachte en collaborerende discipline, als een pseudowetenschappelijk allegaartje van aandacht voor dialecten, volksdansen en boerengebruiken, dat tijdens de bezetting de 'Germaanse' wortels van de Nederlandse cultuur moest blootleggen. Nader onderzoek naar de precieze doelstellingen, obsessies en verschillende vormen van dit vak werd lange tijd belemmerd door het bij voorbaat gevelde eindoordeel van onserieuze en 'foute' import uit Duitsland.
Het Nederlandse 'volkskarakter'
Deze onderzoeksblokkade is de laatste jaren afgebrokkeld. Eerst in Duitsland zelf, waar onlangs hevige debatten woedden over de Ostforschung en over innovatieve aspecten van de Volksgeschichte – innovaties, die misschien wel aan de wieg stonden van de toonaangevende Gesellschaftsgeschichte. En sinds erkend wordt dat sociaaldarwinistische ideeën na 1900 niet alleen in Duitsland, maar in alle Europese samenlevingen opgeld deden – en lang niet alleen in conservatief-nationalistische kringen – ontstond in Nederland eveneens aandacht voor de volkskunde van eigen makelij.
Want ook in Nederland timmerden deskundigen van allerlei pluimage vanaf de jaren twintig stevig aan de volkskundige weg. Net als hun buitenlandse collega’s waren zij op zoek naar een kern van nationale eenheid en gemeenschap, naar “een bezield verband”, dat in de snelle, moderne industriecultuur verloren leek te gaan. Ze vonden deze eenheid in allerlei voorstellingen over 'het volk', waar zeer heterogene ideeën achter schuilgingen; van amateuristische folklore en plattelandsidylle tot socialistische gemeenschapsidealen en rassentheorieën.
Henkes reconstrueert de denkbeelden, de inspiratie en het werk van de Nederlandse volkskundigen Dirk Jan van der Ven (1891-1973), Jan de Vries (1980-1964), Nico de Haas (1907-1995) en Piet Meertens (1899-1985). Afhankelijk van hun persoonlijke ervaringen en politieke overtuigingen ontwikkelden zij elk eigen opvattingen over 'het volkskarakter' van de Nederlanders en over het programma van de bijbehorende wetenschap, de volkskunde.
Collaboratie
Henkes bestudeert hoe en waarom deze volkskundigen de eenheid van het Nederlandse volk wilden versterken. Direct na de Eerste Wereldoorlog werden romantische en antiburgerlijke sentimenten gekoppeld aan idealen over een premoderne, natuurlijke wereld. Volgens sommigen zou het bestuderen van traditionele volksgebruiken een gemeenschappelijke kern in Europese culturen kunnen blootleggen en nieuwe harmonie in het geruïneerde continent kunnen brengen. Maar de volkskunde brak pas echt door met de opkomst van het nationaal-socialisme en werd tegelijk definitief op Germaanse leest geschoeid.
Op verschillende manieren gingen de Nederlandse volkskundigen met de nazi’s in zee. De enthousiaste folklorist Van der Ven hield van alle volkscultuur, dus ook van Engelse en joodse – maar schreef desondanks in Nederlandse nazi-bladen. De Germanist Jan de Vries verruilde na veel intellectuele capriolen zijn Groot-Nederlandse ideaal voor het Groot-Germaanse. Hij werd lid van de SS – net als kunstenaar en redacteur Nico de Haas, die van het socialisme overstapte en vooral verlangde naar daadkrachtig optreden en sterk leiderschap voor 'het volk'.
Meertens tenslotte was christen-socialist en duidelijk antifascistisch georiënteerd. Hij runde tijdens de bezetting samen met De Vries het nieuwe Volkskundebureau. Zo kreeg hij geregeld met de ideologische afdeling van de SS te maken en diende zelfs als 'Lektor' voor de censuur. Meertens verkeerde veel in nazikringen en vertrouwde zijn twijfels uitsluitend zijn dagboek toe. En steeds opnieuw blijkt hoe deze wetenschappers schipperden tussen 'Dietse' (Middel-Nederlandse), Groot-Nederlandse en Groot-Duitse idealen en hoe ze met steun van de nazi’s tegelijk de prille wetenschap van de volkskunde ontwikkelden.
Wetenschap in context
Henkes verstaat als geen ander de kunst om nuances en spanningen aan te tonen in een verdwenen denkwereld, die lange tijd integraal als oninteressant en ‘fout’ werd genegeerd. Met welke ambities, vanuit welke overwegingen en via welke keuzes intelligente wetenschappers zich uiteindelijk tot het nationaal-socialisme bekeerden, blijkt echter even boeiend als de talrijke en tegengestelde visies op het Nederlandse 'volkskarakter'. Overtuigend is ook Henkes’ aandacht voor de echtgenotes van Van der Ven en De Vries, die een stevig aandeel in het werk van hun man hadden. Verder heeft Henkes de grote rol van internationale uitwisseling in de vroege volkskunde niet over het hoofd gezien. Het Duitse voorbeeld diende velen tot inspiratie en ook Vlaamse en Nederlandse deskundigen werkten veel samen.
Verfrissend is Henkes’ studie tenslotte omdat zij met goede redenen een aantal gangbare uitgangspunten voor dergelijke studies overboord zet. Zij is niet primair geïnteresseerd in het morele oordeel over 'goed' en 'fout', maar wil vooral analytische aandacht schenken aan de denkbeelden, doelstellingen en dilemma’s van Nederlandse volkskundigen. Verder gaat ze er terecht vanuit dat wetenschap niet in het luchtledige wordt beoefend, en dus niet los kan worden gezien van de context waarin ze bedreven (en gesubsidieerd) wordt – en ook niet van de persoon die ze bedrijft. Aan de hand van brieven, dagboekfragmenten en herinneringen laat ze zien hoe persoonlijke dromen en trauma’s doordrongen tot in de diepste substantie van het wetenschappelijk werk.
Oordeel of analyse?
Dat Henkes’ afwegende en terughoudend oordelende studie toch voor veel discussie heeft gezorgd, heeft twee oorzaken, een structurele en een actuele. Uit sommige recensies blijkt hoezeer de Nederlandse publiciteit nog steeds in de denkcategorieën van 'goed' en 'fout' gevangen zit. Volgens Samuel de Lange (Trouw, 7-1-06) “is de opschorting van een moreel oordeel over die baaierd van onnozele en kwaadaardige onzin onbegonnen werk. Van begin af aan dringt zich aan de lezer onweerstaanbaar het ‘foute’ karakter op van de keuzes die de volkskundigen gemaakt hebben, in hun werk en in de politiek”. Vanuit dit perspectief kan Henkes’ studie niets anders zijn dan een tot mislukken gedoemde “poging om langs biografische omwegen iets te redden uit de volkskundige inboedel”. Dat Henkes in eerste instantie vroegere definities van de eenheid van Nederland reconstrueert, inclusief hun wetenschappelijke rechtvaardiging en politieke implicatie, is binnen dit denken moeilijk te plaatsen en dus verdacht.
Meertens
Maar er is ook een actuele aanleiding voor de ophef. Want met zijn onderzoek naar de Deutsche Westforschung heeft Hans Derks de reputatie van Meertens – bekend als meneer Beerta bij Voskuil – stevig ter discussie gesteld. Vanwege Meertens’ SS-contacten wordt nu onderzocht of de naam van het Meertens-Instituut veranderd moet worden. Ook dit is een uiterst morele vraag en wie verwacht het antwoord hapklaar in Henkes’ hoofdstuk over Meertens te vinden zoekt vergeefs. Henkes werkt niet vanuit de vraag naar 'goed' of 'fout' , maar wordt gedreven door een cultuurhistorisch interesse naar Meertens’ voorstellingen – als mens en als wetenschapper. Haar poging om de wereld van Meertens – en andere volkskundigen – te begrijpen wordt in deze context maar al te gemakkelijk opgevat als een poging Meertens wit te wassen.
Dat Henkes haar onderzoek uitgerekend aan het Meertens-Instituut deed is koren op deze sceptische molen – te meer daar Meertens bij Henkes inderdaad als enige als zachtmoedig twijfelaar uit de bus komt. Dit beeld is voor Martin Sommer (Volkskrant, 4-11-05) reden om met Derks vast te stellen “dat Henkes Meertens opvallend veel krediet geeft” en dat ze misschien wel “onwelgevallige zaken onder het tapijt veegt”. Dat zijn stevige verwijten, die niet overtuigend onderbouwd worden. Zulke reacties geven aan wat er gebeurt als het traditionele goed/fout-sjabloon opgedrongen wordt aan wetenschappelijke studies die expliciet verder willen kijken dan dat bipolaire raster toelaat: dan gaat er een schat aan kennis en nuancen over het verleden verloren.
Krijn Thijs is historicus en verbonden aan het Duitsland Instituut Amsterdam.
- Barbara Henkes, Uit liefde voor het volk. Volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit 1918-1948, Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2005, 496 blz, € 24,95.
Lees meer over 'Cultuur':
‘Duitse restitutie nazi-roofkunst moet beter’
Duitsland krijgt al jaren kritiek op zijn restitutiebeleid voor nazi-roofkunst. De regering komt nu met hervormingen.
Nieuwe generatie Nederlandse auteurs klaar voor Duitsland
Nederland & Vlaanderen zijn deze maand gastland op de Leipziger Buchmesse. Een uitgelezen kans voor auteurs zich te presenteren in Duitsland.
Deutsches Kino: Duitsland in 5 films
Oost-Duitsland speelt dit najaar in de filmreeks Deutsches Kino een belangrijke rol. Ook de moeite waard: een film over de Turkse muziekindustrie in Duitsland.
Expositie Potsdam: Nederland zoals nooit vertoond
De tentoonstelling 'Wolken und Licht' in Museum Barberini toont meer dan de bekende beelden van grote Hollandse meesters.
Reacties
Als we namen moeten gaan veranderen vanwege SS-contacten van wie dan ook, dan kunnen we wel aan de gang blijven. Het ene SS-contact is trouwens het andere niet, net als de ene SS'er de andere niet is. Van geval tot geval bekijken. En wat de naam van het Meertens-Instituut betreft : niet veranderen, nergens voor nodig !