De nieuwe grote roman?
Thomas Brussig over de Wende en haar gevolgen
Boeken - 24 januari 2005
(24 januari 2005) Tot de bijzonderheden van de Duitstalige literatuur behoort het verwerken van dramatische en ingrijpende episodes in een grote roman. Verbeelding en werkelijkheid worden samengebracht.
Zo was Joseph Roth de romancier van verval en ondergang van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Erich Maria Remarque schreef met 'Im Westen nichts Neues' een grote roman over de Eerste Wereldoorlog. In de vierdelige roman 'November 1918 - Eine deutsche Revolution' van Alfred Döblin wordt het einde van die oorlog en de revolutie in Berlijn beschreven. In de romans van Heinrich Böll keert de tijd terug van het nationaal-socialisme en de Tweede Wereldoorlog.
Sinds de val van Muur en de Duitse eenwording wordt in Duitsland uitgekeken naar de grote Wenderoman, de roman waarin de geweldloze revolutie van oktober/november 1989 en het eenwordingsproces in 1990 een hoofdrol zouden spelen. Even leek het erop dat Günter Grass met 'Ein weites Feld' die roman had geschreven, maar zijn boek vond geen genade in Duitse ogen.
Is nu 'Wie es leuchtet' van Thomas Brussig deze grote roman geworden? De Duitse recensenten reageerden verdeeld. Duidelijk is wel dat Brussig een serieuze poging heeft ondernomen om de gebeurtenissen tussen de zomer van 1989 en die van 1990 nieuw leven in te blazen. En daarin is hij ook geslaagd. Zijn omvangrijke boek is amusant en meeslepend, soms bizar, soms ontroerend. Maar bovenal vindt je de sfeer terug van dat wonderlijke jaar, waarin alles mogelijk leek en mensen en dingen glansden in het licht van een nieuwe vrijheid en hoopvolle verwachtingen.
Dat juist Brussig, in 1965 in Oost-Berlijn geboren, het thema van de Wende nog eens heeft opgepakt, is niet verrassend. Hij heeft dat jaar zeer intensief beleefd en de vreedzame revolutie was ook voor hem persoonlijk zeer belangrijk. Hij kon gaan studeren en schrijver worden. In de satirische roman 'Helden wie wir' rekende hij af met die onzalige DDR. Het boek werd een groot succes en ook in het Nederlands vertaald. Ditzelfde geldt voor de film en het hilarische boek 'Am kürzeren Ende der Sonnenallee' over het dagelijkse leven van een groepje Oost-Berlijnse jongeren die opgroeien in de schaduw van de Muur.
Dit kleine werk paste in de golf van Ostalgie, dat vreemde verlangen van Oost-Duitsers naar de oude zekerheden en geborgenheid van de DDR. Ook Brussig werd er door getroffen. Eind 2001 zei hij in een interview: "Ik merkte dat ook ik met glanzende ogen over vroeger begon te vertellen. Maar tegelijkertijd ben ik me ervan bewust hoezeer ik vroeger alles om te kotsen vond." 'Wie es leuchtet' telt een twintigtal hoofdpersonen; mensen met een zeer uiteenlopende biografie, die echter allen op de een of andere manier betrokken zijn bij de gebeurtenissen van het jaar 1989/1990. Al die personages hebben iets met elkaar of krijgen door die vrolijke revolutie en blije gebeurtenissen iets met elkaar. Hun verhalen raken in elkaar verweven, zodat de roman toch een geheel blijft vormen.
Vrijwel alle protagonisten zijn Oost-Duitsers, geschapen door Brussig, maar toch niet geheel aan zijn fantasie ontsproten. Sommige personages zijn herkenbaar. De in de jaren vijftig in ongenade gevallen en tot gevangenisstraf veroordeelde communist Walter Janka treedt op, alsmede de eens machtige Alexander Schalck-Golodkowski, die voor de DDR westerse deviezen moest vergaren door bijvoorbeeld politieke gevangenen te ‘verkopen’ en met wapens te handelen. En zo zijn er meer herkenbare personages, tot aan Brussig zelf toe.
Twee protagonisten komen uit West-Duitsland: de negentien jaar oude albino Werner Schniedel, een gewiektste Hochstapler (oplichter) en de arrogante sterverslaggever Leo Lattke, duidelijk in dienst van het weekblad Der Spiegel. Aan de hand van deze twee personages laat Brussig zien met hoeveel naïviteit de Oost-Duitsers het westerse kapitalistische systeem omarmden. Ze waren in het jaar van de eenheid zo bedwelmd geraakt door hun geluk, dat ze de realiteit uit het oog verloren, schrijft Brussig. Het grote geschenk van de vrijheid had hen met blindheid geslagen. De teleurstelling die later zou volgen, is niet meer Brussigs thema. Maar aan het slot van zijn roman doemt ze in de verte al op.
De metafoor van de blindheid heeft Brussig knap uitgewerkt. Te midden van alle gebeurtenissen krijgt de sterverslaggever Lattke geen letter op papier. De reportage, waarmee hij zijn weekblad uiteindelijke denkt te kunnen verblijden, gaat niet over de Duitse eenheid, maar over een vanaf haar geboorte blinde Oost-Duitse vrouw die na een hersenoperatie in West-Duitsland weer kan zien. Ze is net als alle Oost-Duitsers in 1990, "de gelukkigste mens van de wereld". Maar al snel merkt ze dat ze nu wel kan kijken, maar in feite niets ziet. De beelden die op haar netvlies verschijnen, zijn prachtig, maar ze herkent niets. Ze had nooit geleerd haar ogen te gebruiken. ‘Zien’ dat had ze altijd met haar andere zintuigen gedaan. Sinds ze kan kijken, heeft ze haar oriënteringsvermogen verloren.
Zo verging het in wezen veel Oost-Duitsers. Vanuit die sombere, duistere DDR betraden zij een vrije, welvarende wereld, waarnaar ze zolang hadden uitgekeken. Hun ogen schitterden van geluk, maar ze begrepen niet wat ze zagen. Ze moesten zich opnieuw oriënteren. De werkelijkheid zou pas langzaam tot hen doordringen. In het ‘waanzinnige’ jaar 1989/1990 wilde nog niemand iets van die werkelijkheid weten.
Jan Luijten is journalist en heeft in het verleden geschreven voor de Volkskrant.
- Thomas Brussig, 'Wie es leuchtet' (S. Fischer, 2004) 606 pagina’s,
€ 19,90 ISBN 3 10 009580 4
Reacties
Geen reacties aanwezig