Snowdens voorgangers: Duitse privacyschandalen
Casestudy naar 'Abhöraffaire' 1963 en volkstelling 1983
Achtergrond - 1 september 2014
De verontwaardiging in Duitsland is groot nu is gebleken dat de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA op grote schaal Duitse burgers en de telefoon van kanselier Merkel afluisterde. Maar de NSA-affaire staat niet op zichzelf. De Groningse student Mathijs Eskes onderzocht voor het Duitsland Instituut twee grote Duitse privacyschandalen uit 1963 en 1983. De overeenkomsten met de NSA-zaak zijn opvallend.
Het was een klokkenluider à la Edward Snowden die in 1963 in Duitsland een vergelijkbaar schandaal veroorzaakte als dat van de NSA. Werner Pätsch, een medewerker van de Duitse binnenlandse veiligheidsdienst Verfassungsschutz, besloot in september 1963 openbaar te maken wat hij bij zijn werk had ontdekt: dat de veiligheidsdienst op grote schaal het briefgeheim schond en telefoongesprekken van Duitse burgers en van Bondsdagleden afluisterde.
Hij had er zijn leidinggevende naar gevraagd, die ruiterlijk toegaf dat het ongrondwettelijk was en dat het geheim moest blijven. In artikel 10 van de grondwet was het post- en telefoongeheim vastgelegd. De Verfassungsschutz had toen nog geen bevoegdheid dat te schenden en zeker niet in de mate waarin ze dat deed. Pätsch kreeg gewetensbezwaren. Hij verzamelde bewijsmateriaal, dook onder en speelde zijn verhaal door aan de Duitse media.
De Verfassungsschutz onderschepte maandelijks 600.000 tot 800.000 poststukken tussen de BRD en het Oostblok, meldden weekbladen Die Zeit en Der Spiegel destijds. Daaronder 20 procent van de post die maandelijks uit de DDR naar West-Duitsland kwam. Op jaarbasis werden zo miljoenen brieven aan het postverkeer onttrokken. Dat kon toch niet alleen maar belastbaar materiaal zijn, meenden de Duitse media. Pätsch was geen hooggeplaatste medewerker van de Verfassungsschutz. Maar ook hij kreeg regelmatig fotokopieën van brieven en afschriften van afgeluisterde telefoontjes onder ogen en ook hij had de mogelijkheid om personen onder surveillance te laten plaatsen.
Geallieerde bevoegdheden
Het werd een groot schandaal. Er volgden verschillende onderzoeken naar de zaak. Maar wettelijk viel er weinig tegen de massale en structurele schending van het telefoon- en briefgeheim door de Verfassungsschutz in te brengen. Weliswaar verbood de grondwet Duitse veiligheidsdiensten dit te doen, maar de Verfassungsschutz argumenteerde dat de afluisteractiviteiten in opdracht van de geallieerden hadden plaatsgevonden. En die mogen wel spioneren in Duitsland.
Na de Tweede Wereldoorlog hielden de geallieerden het op een aantal terreinen voor het zeggen in West-Duitsland, zoals was vastgelegd in het Bezettingsstatuut. In 1955 kreeg de Bondsrepubliek haar soevereiniteit terug, maar de geallieerden behielden onder meer het recht troepen in West-Duitsland te stationeren. De BRD was verplicht deze strijdkrachten in al haar taken bij te staan. Daaronder viel ook het verzamelen en uitwisselen van informatie ter bescherming van de veiligheid. Vanaf 1955 gingen de spionage-activiteiten geleidelijk over van de geallieerden op de Duitsers.
De samenwerking van de Duitse geheime diensten met de VS gaat dus ver terug en is vanaf het begin vastgelegd in Duitse wetgeving. Dat geldt ook voor het bespioneren van Duitse burgers door de geallieerde diensten. In de decennia die volgden, bekrachtigden de verschillende Bondsregeringen de samenwerking met de Amerikaanse veiligheidsdiensten steeds weer, welke partijen ook regeerden. Zo werd in 2002 onder de rood-groene regering van kanselier Schröder de samenwerking van de Duitse inlichtingendienst BND met de NSA bijvoorbeeld geïntensiveerd, als gevolg van de terreuraanslagen van 11 september 2001 in de VS. Ondertussen weden de controlemogelijkheden voor veiligheidsdiensten door de moderne technologie steeds uitgebreider.
Inperking briefgeheim
In de afluisteraffaire van 1963 concludeerde een onderzoekscommissie van de Bondsdag dat er geen misbruik door de Verfassungsschutz kon worden vastgesteld. “Het vertrouwen van de bevolking in de binnenlandse veiligheidsdienst moest niet nog verder worden beschadigd”, schrijft Die Zeit daarover in 2013. Maar om mogelijk misbruik voor te zijn, wilde de commissie dat dienstvoorschriften werden aangepast en dat er nieuwe wetgeving kwam die het telefoon- en briefgeheim zou inperken, zodat het afluisteren niet meer alleen aan de geallieerden was voorbehouden.
Die wetgeving kwam er. In 1968 werd de G10-wet aangenomen, die ook de Duitse veiligheidsdiensten de bevoegdheid gaf brieven te openen, telefoongesprekken af te luisteren en telexverkeer te onderscheppen, al mocht dat slechts beperkt en niet willekeurig. Die wet geldt nog steeds. Tegelijkertijd werden regels over de registratie van afluisteractiveiten en de vernietiging van documenten strenger. Ook kwam er een uitgebreidere parlementaire controle op de geheime diensten.
Klokkenluider Pätsch werd overigens in 1965 tot vier maanden voorwaardelijk veroordeeld.
Angst voor de 'Überwachungsstaat'
Het afluisterschandaal van 1963 speelde in een tijd waarin de Duitse overheid nog veel gezag uitstraalde. Het was een jaar na de Spiegel-affaire, waarbij journalisten werden opgepakt omdat ze een kritisch stuk over het Duitse leger hadden geschreven. De verontwaardiging was weliswaar groot toen uitkwam dat de veiligheidsdiensten grondrechten schonden. Maar niet zo groot als 20 jaar later, toen burgers massaal protesteerden tegen een door de overheid geplande volkstelling.
De statistische gegevens waar de Duitse overheden in 1983 over beschikten, waren verouderd. Met de volkstelling wilde de regering nieuwe gegevens verzamelen, waarmee nauwkeuriger beleid kon worden gemaakt. Het was in de tijd dat de computer in opmars was. Veel Duitsers waren bang voor de controlemogelijkheden die de computer bood en vooral voor het feit dat gescheiden databanken met elkaar konden worden verbonden. Ze wilden geen Überwachungsstaat, een alwetende, alles controlerende overheid.
De ervaringen met het nationaal-socialistische verleden speelden een rol bij de angst voor misbruik van informatie door de overheid, net als de repressie van de staat naar aanleiding van de terreur door de Rote Armee Fraktion in de jaren zeventig. Ook nieuwe opsporingsmethodes die de federale recherche, het BKA, in die tijd ontwikkelde, zorgden voor wantrouwen bij veel mensen. Zo maakte de computer Rasterfahndung mogelijk. Daarbij worden databases systematisch onderzocht op basis van bepaalde persoonskenmerken, zoals leeftijd, geslacht, geloofsovertuiging en land van herkomst, waardoor eventueel verdachte personen moeten komen bovendrijven. Al naar gelang de kenmerken die werden gebruikt, kon zo iedereen verdachte worden, luidde de kritiek.
Recht op informationele zelfbeschikking
Binnen een paar maanden ontstond in 1983 een massale protestbeweging tegen de volkstelling die een kwart van de West-Duitse bevolking omvatte. Veel mensen weigerden de formulieren voor de volkstelling in te vullen. Bondsdagleden die eerder voor hadden gestemd, uitten nu hun bedenkingen en mensen die als volkstellers waren ingehuurd, krabbelden terug.
De zaak kwam voor het Constitutioneel Hof. Dat oordeelde dat de volkstelling grondrechten van burgers schond. Ook vonden de hoogste Duitse rechters dat de fundamentele rechten van burgers beter moesten worden beschermd. Daarom werd het recht op informationele zelfbeschikking gecreëerd en werden er strengere regels opgesteld voor het verzamelen van data. Overheidsinstellingen mochten bijvoorbeeld niet méér data verzamelen dan ze voor hun taken nodig hadden en ze mochten ook niet zomaar onderling gegevens uitwisselen.
De volkstelling is in 1987 uiteindelijk in aangepaste vorm alsnog gehouden, dit keer met de goedkeuring van het Constitutioneel Hof. In de jaren daarna is de Duitse gevoeligheid voor privacy en bescherming van persoonsgegevens gebleven. Dat zie je tegenwoordig bijvoorbeeld terug in het verzet tegen Google Street View. Duitsland is er in 2011 als enige land in de wereld in geslaagd Google tot privacy-aanpassingen in deze online dienst te dwingen. Ook strandde de Europese richtlijn over data-opslag op de strikte Duitse privacy-handhaving. Duitsland voerde weliswaar een wet in die de opslag van telefoon- en internetverkeer regelde, maar die werd in 2010 door het Constitutioneel Hof ongrondwettelijk verklaard. De richtlijn maakte het mogelijk dat burgers zonder concrete verdenking konden worden afgeluisterd. Over een nieuwe wet werden de politici het daarna niet meer eens. Overigens is de Europese richtlijn in april 2014 ook door het Europees Hof verworpen, omdat die te ver in de grondrechten van burgers ingrijpt.
Lees meer over 'Geschiedenis':
Berlijn en Hamburg vind je ook in Suriname
Veel Duitsers wisten vanaf de 17e eeuw hun stempel te drukken op de Nederlandse kolonie Suriname. 'Ze waren graag geziene gasten.'
Een mondiale blik op de Duitse geschiedenis
Wat levert het op als je de Duitse geschiedenis vanuit een mondiaal perspectief bestudeert? Daarover spraken historici in Amsterdam.
Duitse keizer Wilhelm II was 'kolonialer' dan gedacht
Onderzoek naar persoonlijke spullen geeft een inkijkje in het koloniale wereldbeeld van de laatste Duitse keizer.
Graphic novels: herdenken in stripvorm
Aansprekende stripromans kunnen worden ingezet om een nieuwe generatie te vertellen over de oorlog. Interview met NIOD-onderzoeker Kees Ribbens.
Reacties
Geen reacties aanwezig