Thomas Brussig en zijn 'Sonnenallee'
Leven na de Muur

Achtergrond - 9 november 2009

Het is 7 oktober 1999, de dag dat de DDR vijftig jaar zou hebben bestaan. In Erfurt, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Thüringen, gaat de film ‘Sonnenallee’ van de Oost-Duitsers Leander Haußmann (regie) en Thomas Brussig (scenario) in première. Brussigs boek naar de film is in het Nederlands verschenen onder de titel ‘Het mooiste meisje van Berlijn’.

Thomas Brussig en zijn 'Sonnenallee'
© Bron: youtube.com
Een fragment uit de film 'Sonnenallee'

In een hilarische scène uit ‘Sonnenallee’ toert een bus Wessis door Berlijn, hoofdstad van de DDR. Het is begin jaren zeventig en ze zijn even over uit ‘Rest-Berlijn’ om zich te vergapen aan de Duitse arbeiders- en boerenstaat. Dan klampen twee jonge Ossis zich aan de bus vast. Met holgetrokken ogen en verkrampt uitgestrekte armen schreeuwen ze “Honger! Honger!” Vanuit vele veilige zetels worden ze met angst en ontzetting gadegeslagen. Als de touringcar verdwenen is, buitelen de twee jongens gierend van de lach over de Sonnenallee.

Goede herinneringen

De volle bioscoopzaal in Erfurt joelt met de jongens mee. ‘Sonnenallee’ geeft de veertigers in de zaal hun goede herinneringen aan de jaren zeventig terug en verschaft de vele jongere bezoekers een identiteit die hun in 1989, midden in de puberteit, plotseling werd ontnomen. Het was toch niet enkel de dictatuur die het leven in de DDR beheerste?

Er was ook plezier: om een illegaal verworven Stones-elpee, om de zoveelste wilde party, om de functionaris die jij een loer had weten de draaien. “Er was eens een land, waar ik de mooiste tijd van mijn leven heb doorgebracht. Ik was jong en verliefd.” Het zijn de laatste woorden van 'Sonnenallee', uitgesproken door hoofdpersoon Micha.

Stomverbaasd

Het Erfurter echtpaar Müller en hun twee vriendinnen, veertigers, konden op de valreep een kaartje bemachtigen. Ze zijn stomverbaasd te horen dat de Sonnenallee geen fantasie is van scenarist Thomas Brussig, maar een straat die echt bestaat. Het is een brede weg van enkele kilometers in de West-Berlijnse wijk Neukölln en nog enkele meters in de Oost-Berlijnse wijk Treptow.

“Berlijn had voor ons een vieze smaak, daar kwam je niet graag”, legt meneer Müller uit. “De hoofdstad representeerde de macht. Bij Berlijn dachten wij aan de chocolademelk die hier in Thüringen werd gemaakt, maar doorgaans slechts daar te koop was.”

Overwonnen

“Ik ken geen Oost- en West-Berlijn meer”, zegt Thomas Brussig. “Ik heb de deling van de stad overwonnen. Mijn huisarts zit in West en mijn Heilpraktikerin in Oost.” In zijn boeken vormt het territorium van de voormalige DDR enkel het decor, legt hij uit. Wie hem op zijn Ossi-achtergrond aanspreekt, vindt hij net zo erg als de westerse toeristen in Sonnenallee die poppetjes kwamen kijken aan ‘zijn’ kant van de Muur.

Maar om die Muur kan Brussig (geboortejaar 1961, het jaar dat het obstakel werd opgetrokken) toch niet heen. Die speelt niet alleen de hoofdrol in zijn werk, zijn stad lijkt in 2001 verdeelder dan ooit. Brussig mag wel sputteren dat “Berlijn nou eenmaal heel groot is, en dat het dus tijd kost om van de ene kant naar de andere te komen”, en brommen dat “het Oost/West-gedoe een gepasseerd station is”, maar veel van zijn stadgenoten ondernemen die reis door de inmiddels virtuele Muur nog steeds niet vrijwillig. En als ze het al doen, gaan ze aan de andere kant gezellig bij hun eigen landslui zitten.

Nieuwsgierig

Zo niet Brussig. “Ik ben juist nieuwsgierig naar West-Duitsers, hoe die opgegroeid zijn, hoe ze denken. Maar ik zal bijvoorbeeld nóóit zeggen: ‘Dat is nu typisch iets voor een Wessi.’ Mogelijk zijn mijn ervaringen niet helemaal representatief. Ik had het geluk in 1995 door te breken met ‘Helden wie wir’ en ben sindsdien in heel Europa uitgenodigd, in Australië en noem maar op. Ach, de verschillen tussen Oost en West verdwijnen vanzelf.”

In die hilarische Wende-roman, in het Nederlands verkrijgbaar als ‘Helden zoals wij’, opent Klaus Uhltzscht, een sukkelige werknemer van het DDR-Ministerie für Staatssicherheit, ondanks zichzelf de Muur met zijn geslachtsdeel. Alleen in Duitsland werden er al driehonderdduizend exemplaren van verkocht.

Kwalijke kant

Brussigs woede over Ostalgie is de voornaamste rede dat hij zo ongaarne over ‘West en Oost’ spreekt. Hij blikt liever vooruit. Er zit namelijk een heel kwalijke kant aan dat terugkijken, vindt hij. “Als de DDR zo mooi was, waarom hadden we er dan iets tegen moeten ondernemen? Mensen die kritiekloos terugblikken, pleiten zich vrij van hun te grote gehoorzaamheid.”

Brussig beaamt dat die dubbele bodem in ‘Sonnenallee’ niet door iedere kijker werd opgepikt, om het zachtjes uit te drukken. Veel burgers van de voormalige DDR gingen plat voor het verhaal, dat zou laten zien dat zij niet al die jaren als afgestompte marionetten hadden geleefd. En in West-Duitsland vond men het eindelijk eens een gezellig ‘Oost-verhaal’, zonder het eeuwige gezeur.

Lees hier de hele serie 'Leven na de Muur'

Reacties

Geen reacties aanwezig

Maximaal 500 tekens toegestaan

top
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Accepteer Weiger