Verzet en propaganda
DDR tot bouw Muur: 1949-1961
De mislukte volksopstand van de 1953 was een groot trauma voor inwoners van de DDR, maar ook voor de partijtop. De communistische leiders werden zich bewust van de kwetsbaarheid van hun systeem. De bevolking wist zeker dat de SED zou regeren zolang de partij militair gesteund werd uit Moskou.
Hongaarse opstandelingen halen in oktober 1956 een standbeeld van Stalin neer. Voor Ulbricht aanleiding om af te rekenen met de oppositie in de DDR.
Al snel na 1953 kwam de SED met haar eigen interpretatie van de oorzaken van de volksopstand. Niet de eigen bevolking maar provocateurs en `fascistische agenten' uit het westen waren de schuldigen. Deze verklaring sloot goed aan bij de manier waarop de SED zich steeds naar buiten toe gepresenteerd had: als een bevlogen antifascistische beweging die `het goede Duitsland' vertegenwoordigde.
Het propagandaverhaal over de opstand ging hand in hand met een verscherpte Stasi-controle op mogelijke verzetshaarden. De jongerenorganisaties van de kerken werden nauwlettend in de gaten gehouden omdat ze werden gezien als mogelijke spionagenetwerken voor de VS. Arrestaties en intimidatie van religieuze jongeren en dominees, en het opblazen van kerkgebouwen behoorden tot het standaardrepertoire van overheidsmaatregelen. Na de destalinisatie van 1956 nam de directe vervolging af, maar actieve christenen bleven tot het einde van de DDR tweederangsburgers.
Veel intellectuelen en kunstenaars, van wie sommigen de DDR het voordeel van de twijfel hadden gegeven, keerden het communisme na 1953 de rug toe. Een aantal van hen vertrok alsnog naar het Westen. De achterblijvers pleitten, onder invloed van de destalinisatiepolitiek van Chroetjsov, voor hervormingen van het systeem en de partij.
Hier zat Ulbricht niet op te wachten. Het kwam hem dan ook goed uit dat Chroetsjovs streven naar meer openheid vanwege de opstand in Hongarije en de onrust in Polen in een kwaad daglicht kwam te staan. Nu kon Ulbricht keihard terugslaan. Hij maakte in de periode 1956-1958 korte metten met de oppositie binnen en buiten de partij.
Maar de aanhoudende stroom van vluchtelingen naar de Bondsrepubliek kon hij niet tegenhouden. De jaren tussen '58 en '61 stonden daarom in het teken van een naderende crisis rond Berlijn.